ASC-controle- en waar-
schuwingslampje blijft bran-
den.
ASC-functie uitgeschakeld.
ASC-functie inschakelen
Toets 1 ingedrukt houden, tot
de weergave van het ASC-
controle- en waarschuwings-
lampje 2 verandert.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje dooft, bij
een niet afgesloten zelfdiagnose
gaat dit knipperen.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje blijft uit
resp. knippert verder.
ASC-functie ingeschakeld.
Als de codeerstekker niet is
aangebracht, kan als alternatief
ook het contact weer worden
uit- en ingeschakeld.
Als het ASC-controle-
en waarschuwingslampje
na het uitschakelen en weer
inschakelen van het contact
en het vervolgens rijden met
de volgende minimumsnelheid
blijft branden, is een ASC-sto-
ring aanwezig.
min 5 km/h
Dynamic Traction
Control (DTC)
met Dynamic Traction Control
SU
(DTC)
DTC-functie uitschakelen
Motor starten.
OPMERKING
De Dynamic Traction Control
(DTC) kan ook onderweg wor-
den uitgeschakeld.
Toets 1 ingedrukt houden, tot
de weergave van het DTC-
4
59
z