VACON · 398
8.2
MASTER/FOLLOWER-FUNCTIE (ALLEEN NXP)
De master/follower-functie is ontwikkeld voor toepassingen waarbij het systeem met
verschillende NXP-frequentieregelaars werkt en de motorassen via onder andere
tandwieloverbrengingen, kettingen en riemen aan elkaar zijn gekoppeld. Hierbij is het
raadzaam om de closed-loopregelingsmodus te gebruiken.
De externe stuursignalen voor Start/Stop worden uitsluitend verbonden met de
masteraandrijving. De toerental- en koppelreferenties evenals de regelingsmodi worden
voor elke aandrijving afzonderlijk geselecteerd. De master stuurt de follower(s) via een
systeembus. Het masterstation is doorgaans toerentalgestuurd, terwijl de andere
aandrijvingen de koppel- of toerentalreferentie van de master volgen.
De koppelregeling van de follower moet worden gebruikt als de motorassen van de master-
en followeraandrijvingen stevig aan elkaar zijn gekoppeld, bijvoorbeeld via een
tandwieloverbrenging of ketting, zodat er geen toerentalverschillen tussen de aandrijvingen
kunnen optreden. Het is raadzaam vensterbesturing te gebruiken als het toerental van de
follower in de buurt van de master moet blijven.
De toerentalregeling van de follower moet worden gebruikt als de nauwkeurigheid van het
toerental minder belangrijk is. Voor een evenwichtige belasting is het in dergelijke gevallen
raadzaam om in alle aandrijvingen last-drooping te gebruiken.
8.2.1
FYSIEKE VERBINDINGEN VAN DE MASTER/FOLLOWER-KOPPELING
In de onderstaande afbeeldingen bevindt de masteraandrijving zich aan de linkerkant en zijn
alle andere aandrijvingen followers. De fysieke master/follower-verbinding kan tot stand
worden gebracht met behulp van optiekaart OPTD2. Zie de handleiding van de Vacon NX I/O-
kaart voor meer informatie.
8.2.2
GLASVEZELVERBINDING TUSSEN AC-FREQUENTIEREGELAARS MET OPTD2
De OPTD2-kaart in de master is op de standaardjumperposities ingesteld, d.w.z. X6:1-2,
X5:1-2. Voor de followers moeten de jumperposities worden gewijzigd: X6:1-2, X5:2-3. Deze
kaart biedt ondersteuning voor CAN-communicatie. Deze optie handig is voor het monitoren
van meerdere aandrijvingen in combinatie met de pc-software NCDrive bij gebruik van
Master/Follower-functies of lijnsystemen.
OPTD2
Jumper X5: TX1
X6: AAN
Master
SBInGebruik
=Ja
SBID
=1
SBVolgendID
=2
SBLaatsteID
=4
H1
(RX)
Afb. 91: Fysieke verbindingen van de systeembus met de OPTD2-kaart
8
OPTD2
Jumper X5: TX2
X6: AAN
Follower
SBInGebruik
=Ja
SBID
=2
SBVolgendID
=3
SBLaatsteID
=4
H2
H1
H2
(TX)
(RX)
(TX)
PARAMETERBESCHRIJVINGEN
OPTD2
Jumper X5: TX2
Jumper X5: TX2
X6: AAN
Follower
SBInGebruik
=Ja
SBInGebruik
SBID
=3
SBID
SBVolgendID
=4
SBVolgendID
SBLaatsteID
=4
SBLaatsteID
H1
H2
H1
(RX)
(TX)
(RX)
TEL. +358 (0)201 2121 · FAX +358 (0)201 212 205
OPTD2
X6: AAN
Follower
=Ja
=4
=1
=4
H2
(TX)