Aanhanger beveiligen (ongeremd)
1
Afb. 11 Veiligheidskabel aanbrengen
1
Sluiting, veerbelast
2
Veiligheidskabel, doorgehaald
Zet de trekkogelkoppeling op de kogelkop van de
autokoppeling – controleer of hij vergrendeld is.
Open de sluiting (Afb. 11 /1) van de kleminrichting en leg
tegelijkertijd de veiligheidskabel (Afb. 11 /2) als lus erin.
Laat de sluiting los.
De veiligheidskabel is erin gelegd en vergrendeld.
2
B - 013
Afb. 12 Veiligheidskabel vergrendeld
1
Haak, gesloten
2
Veiligheidskabel, vergrendeld
Controleer of het vereiste draaibereik van de
kogelkoppeling wordt gewaarborgd.
Aanhanger vastzetten aan de kleminrichting
1
2
B - 012
Afb. 13 Aanhanger afgekoppeld
1
Veiligheidskabel, in strop gespannen
2
Steunbeugel
Ongevalssimulatie:
Als de aanhanger zichzelf tijdens het rijden ontkoppelt,
wordt hij opgevangen door de veiligheidskabel (Afb. 13 /1)
zodat de aanhanger niet ongecontroleerd kan wegrollen.
De aanhanger steunt op de steunbeugel (Afb. 13 /2) en
wordt achter de auto aan gesleept.
Voer geen noodstop uit, omdat de aanhanger dan onder
de auto kan schuiven.
Controleer na een ongeval de veiligheidskabel,
kogelkoppeling, elektrische stekker, kleminrichting, enz.
op beschadigingen en vervang defecte onderdelen.
Rij indien nodig de aanhanger naar een keuringsinstituut
voor voertuigen en laat hem grondig inspecteren.
1
2
B - 014
Gebruik: Aanhangerbeveiliging
3
69