2
1
Afb. 30 Defect wiel verwijderen
1
Defect wiel
2
Wielbouten
Schroef de wielbouten (Afb. 30 /2) van het defecte wiel
(Afb. 30 /1) af.
Til het defecte wiel van de wielnaaf.
Beveilig het wiel tegen wegrollen.
Controleer of de wielbouten niet vervormd zijn. Vervang
defecte wielbouten.
1
W - 028
Afb. 31 Wielnaaf zonder wiel
1
Wielnaaf / contactoppervlak (ongeremd)
2
Wielnaaf met trommelrem
Inspecteer de wielnaaf / het contactoppervlak (Afb. 31 /1
of Afb. 31 /2) en verwijder indien nodig roest – gebruik
een draadborstel.
Breng indien nodig een koperpasta aan op de wielnaaf –
om de velg te beschermen tegen roest.
2
W - 029
Afb. 32 Reservewiel monteren
1
Wielbouten
2
Momentsleutel
Zet het reservewiel voorzichtig op de wielnaaf.
Schroef het reservewiel met dezelfde wielbouten
(Afb. 32 /1) kruislings en handvast vast.
Zet de aanhanger voorzichtig neer.
Draai de wielbouten tot het voorgeschreven
aandraaimoment aan – zie tabel 4 op pagina 151.
Verwijder de hefinrichting, gevarendriehoek,
gereedschap, enz.
Berg deze veilig op, bijv. in de gereedschapskast.
Defect wiel opbergen
Plaats en schroef het defecte wiel op de wielbouten van
de reservewielhouder op – houd een aandraaimoment
van max. 80 Nm aan.
Reinig indien nodig de omgeving van vuil, bijv. restanten
van banden, poetsdoeken, enz.
Verwijder de wielblokken.
Voer vóór het wegrijden een algemene visuele inspectie
en de controle vóór vertrek uit.
Banden / wielen
2
1
W - 030
Controle, verzorging, onderhoud
7
157