7.2
Morsverliezen en thermisch warmtegrensvermogen
Onder de volgende omstandigheden kunnen hogere morsverliezen optreden waar-
(→
)
X
mee rekening moet worden gehouden bij thermische beoordeling:
•
•
Als een of beide omstandigheden optreden, bepaalt u de eisen aan de hand van de
toepassing en de betreffende bedrijfsvoorwaarden (zie het hoofdstuk "Gegevens voor
het berekenen van het warmtegrensvermogen" (→ 2 167)) en neemt u contact op met
SEW‑EURODRIVE. Daar kan aan de hand van de bestaande bedrijfsomstandigheden
het warmtegrensvermogen worden berekend. Eventueel kan het warmtegrensvermo-
gen van de reductor door geschikte maatregelen worden verhoogd, bijv. door gebruik
van een synthetisch smeermiddel met een hogere thermische bestendigheid.
AANWIJZING
Om morsverliezen te beperken, gebruikt u de reductor bij voorkeur in de ruimtelijke
positie M1.
7.2.1
Gegevens voor het berekenen van het warmtegrensvermogen
De volgende informatie is nodig om het warmtegrensvermogen te berekenen:
Reductortype en -uitvoering:
•
•
•
•
•
Plaats van opstelling:
•
•
•
Inbouwsituatie:
•
•
Een ruimtelijke positie, waarbij de 1e reductortrap geheel in het smeermiddel duikt.
De betreffende ruimtelijke posities van de reductor zijn in hoofdstuk "Ruimtelijke-
positiebladen" met een * gemarkeerd.
Een hoog gemiddeld inkomend toerental en daarmee een hoge omtreksnelheid
van de tandwielen van de inkomende trap.
Reductoroverbrengingsverhouding i
Gemiddeld inkomend toerental n
Effectief motorkoppel M
eff
Inkomend motorvermogen P
Ruimtelijke positie M1 – M6 of draaihoek
Omgevingstemperatuur T
Opstellingshoogte
In kleine, gesloten ruimten of in grote ruimten (hallen) of in de buitenlucht
Krap of goed geventileerd
Stalen fundering of betonnen fundering
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
Morsverliezen en thermisch warmtegrensvermogen
of gemiddeld uitgaand toerental n
em
in Nm
in kW
mot
in°C
amb
Bouwvormen
7
-1
elk in min
am
167