5.2
Op een regelaar aangesloten motorreductoren
Bij reductoren met servomotor moet tijdens de inbedrijfstelling rekening worden ge-
houden met de maximale en minimale waarden van de configuratie. De koper is ver-
plicht om de gegevens van de gebruikers beschikbaar te stellen.
5.3
Oliepeil controleren
Controleer vóór de inbedrijfstelling of het oliepeil goed is voor de ruimtelijke positie.
Neem hiervoor het hoofdstuk "Oliepeilcontrole en olieverversing" (→ 2 146) in acht.
Als de reductor een oliekijkglas heeft, kunt u het oliepeil ook via het oliekijkglas vast-
stellen.
LET OP
Schade aan de reductor door uittredende reductorolie aan het beschadigde oliekijk-
glas.
Mogelijke apparaatschade.
•
1. Let op de aanwijzingen aan het begin van dit hoofdstuk "Inspectie/onder-
2. Controleer het oliepeil met het oliekijkglas zoals op de volgende afbeelding:
[1]
3. Ga als volgt te werk als het oliepeil te laag is:
Controleer vóór de inbedrijfstelling of het oliepeil goed is voor de ruimtelijke positie.
Neem hiervoor het hoofdstuk "Oliepeilcontrole en olieverversing" (→ 2 146) in acht.
Breng een beveiligingsinrichting aan die een beschadiging van het kijkglas door
mechanische invloeden voorkomt.
houd" (→ 2 135).
[1]
Het oliepeil moet binnen deze grenzen liggen.
•
Draai de betreffende olievulschroef los, zie hoofdstuk "Inspectie-/onderhouds-
werkzaamheden aan de reductor" (→ 2 146).
•
Vul op dezelfde manier olie bij tot de markering via de olievulschroef.
•
Schroef de olievulplug erin.
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
Op een regelaar aangesloten motorreductoren
Inbedrijfstelling
5
4158756363
123