VERLICHTING
(vervolg)
4
Mistlichten aan de voor-
zijde
Draai de middelste ring van de scha-
kelaar 4 zo dat het merkteken 5 bij
het symbool staat.
De werking is afhankelijk van de ge-
voerde verlichting; het controle-
lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden.
1.80
4
5
Mistachterlicht
Draai de middelste ring
van de schakelaar 4 zo dat het merk-
teken 5 bij het symbool staat.
De werking is afhankelijk van de ge-
voerde verlichting; het controle-
lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit
toelaten moet u het mistachterlicht
uitschakelen om de achter u rijden-
de weggebruikers niet te hinderen.
Bij het uitschakelen van de verlich-
ting, gaan ook de mistlichten voor
en achter uit.