AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in
(voorbij het zware punt van het pe-
daal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijk-
heden van de motor, teruggescha-
keld naar de optimale versnelling.
Stand handgeschakeld
Trek de selecteurhendel 1 vanuit
stand D, naar links: het controle-
lampje M en de ingeschakelde ver-
snelling lichten op het instrumen-
tenpaneel.
Door de hendel 1 even te verplaat-
sen, kunt u handmatig de versnel-
lingen bedienen.
- om naar een lagere versnelling te
schakelen, trekt u de hendel even
naar achteren.
- om naar een hogere versnelling te
schakelen, duwt u de hendel even
naar voren.
(vervolg)
1
De ingeschakelde versnelling ver-
schijnt op het instrumentenpaneel:
bij de controlelampjes A of op het
infoscherm B (afhankelijk van de
auto).
A
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen kiest (bijv.: ter
bescherming van de motor, bij wer-
king van het elektronisch stabiliteits
programma ESP) de transmissie tij-
dens het rijden toch automatisch de
juiste versnelling.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres
te voorkomen, het schakelen door
het systeem geweigerd worden. In
dit geval knippert de aanduiding
van de versnelling enkele secondes
om u te waarschuwen.
B
2.33