CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
1
1
2
Wielen niet verwisselen
Elke drukzender in het
ventiel 1 hoort bij een
specifiek wiel: in geen
enkel geval mogen de
wielen van plaats verwisseld
worden.
Gevaar van verkeerde informatie
met ernstige gevolgen.
(vervolg)
C
D
F
E
Om gemakkelijk de plaats van het
wiel te bepalen, kijkt u naar de kleur
van de ring 2 (na deze eventueel
schoon gemaakt te hebben) die om
elk ventiel zit:
- C : gele ring
- D : zwarte ring
- E : rode ring
- F : groene ring
Montage van banden
(vervangen van banden of montage
van winterbanden)
Bij het vervangen van de banden
moeten bijzondere voorzorgen in
acht genomen worden. Wij raden
dan ook aan uw Renault-dealer hier-
over te raadplegen.
Het aflezen van de bandenspan-
ning op het instrumentenpaneel
(voor de auto's die hiermee uitge-
rust zijn)
Na controle van de bandenspanning
van de auto, verschijnen, zodra een
snelheid van meer dan 25 km/u be-
reikt wordt, de actuele alarmsig-
nalen op het instrumentenpaneel
en/of waarden op het infoscherm B.
In de handel verkrijgbare manome-
ters kunnen een afwijkende ban-
denspanning aangeven (toegestane
afwijking).
De spanning die aangegeven wordt
op het infoscherm B kan dus afwij-
ken van de spanning die door een
door u gebruikte manometer wordt
aangegeven. De door het infoscherm
opgegeven spanning is de juiste.
2.13