TIPS VOOR ZUINIG RIJDEN EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van uitlaatgas-
sen waarschuwt bij een storing in de
werking van de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot
een verhoogde uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen en schade aan
mechanische organen.
Dit lampje op het instru-
mentenpaneel geeft even-
tuele storingen van het sys-
teem aan:
Dit gaat branden als u het contact
aan zet en dooft na drie secondes.
- Als het continu brandt, moet u zo
snel mogelijk uw Renault-dealer
raadplegen;
- als het lampje knippert, moet u
vaart verminderen tot het knippe-
ren ophoudt. Laat het systeem di-
rect door uw Renault-dealer con-
troleren en indien nodig her-
stellen.
Het rijden
• Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfs-
temperatuur heeft bereikt; dit is
beter dan warmdraaien bij stil-
staande auto.
• Snelheid kost geld.
• "Sportief" rijden kost brandstof:
rijd daarom soepel en kijk ver
vooruit
(vervolg)
• Regel de snelheid van de auto met
het gaspedaal door voor een bocht
tijdig gas terug te nemen.
• Rijd bij een stoplicht kalm weg.
• Laat het toerental van de motor in
de lagere versnellingen niet te ver
oplopen.
Kies de hoogst mogelijke versnel-
ling zonder echter de motor te
zwaar te belasten.
Heeft uw auto een automatische
transmissie, rijd dan zoveel moge-
lijk met de selecteurhendel in
stand D.
• Geef op een helling geen gas bij
maar houd het gaspedaal bij voor-
keur in dezelfde stand.
• Bij een moderne auto is het niet
nodig bij het schakelen tweemaal
te ontkoppelen of voor het stilzet-
ten van de motor nog even gas te
geven.
• Diepe plassen, overstromingen.
Rijd niet door als het wa-
ter op de weg hoger staat
dan de onderrand van de
velgen.
2.09