BINNENVERLICHTING
2
1
A
4
Binnenlicht A of B
Met schakelaar 2 of 6, kunt u kiezen
voor:
- een constant brandende binnen-
verlichting;
- een verlichting die gaat branden
als een van de portieren wordt ge-
opend, De binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop
de verlichting reageert, goed geslo-
ten zijn;
- het niet branden van de binnen-
verlichting;
- afhankelijk van de uitvoering, is
het mogelijk de lichtsterkte van de
verlichting te regelen door knop 4
te verdraaien.
3
5
Leesspots
Voor in de auto drukt u op schake-
laar 1 voor de bestuurder, en op 3
voor de passagier.
Achter in de auto, drukt u op scha-
kelaar 5 of 7.
B
7
6
De binnenverlichting gaat even
branden als de portieren worden
ontgrendeld met de Renault card.
Bij het openen van de portieren
gaat de binnenverlichting weer
even branden. Daarna dooft de bin-
nenverlichting geleidelijk.
3.27