SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie
1
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsregelaar wordt
onderbroken als u:
- het rempedaal aanraakt of,
- het koppelingspedaal aanraakt of
in neutraal schakelt voor de auto's
met automatische transmissie,
- toets 4, in dit geval blijft de inge-
stelde snelheid in het geheugen
bewaard
- toets 1, in dit geval verdwijnt de
snelheid uit het geheugen.
Het doven van het controlelampje
op het instrumentenpaneel beves-
tigt dat deze functie uitgeschakeld
is.
2.30
Oproepen van de gewenste snel-
heid
Als een snelheid in het geheugen is
vastgelegd, is het mogelijk deze op
te roepen door toets 3 in te drukken
als u sneller dan ongeveer 30 km/u
rijdt.
(vervolg)
3
4
Deze functie is een extra
hulp tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over. De
grenzen van de auto kunnen niet
overschreden worden en deze
functie kan ook geen reden zijn om
harder te gaan rijden.