INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de werking van de hieronder beschreven lampjes zijn afhankelijk van het land, het uit-
rustingsniveau en eventuele opties van de auto.
6
Waarschuwingslampje
van de bandenspan-
ning
Er zijn verschillende mogelijk-
heden
voor
het
van het waarschuwingslampje
afhankelijk van het probleem:
zie hoofdstuk 2, paragraaf "con-
trolesysteem bandenspanning".
Niet in gebruik
Controlelampje groot-
licht
Controlelampje
licht
(vervolg)
6
Zie
oplichten
hoofdstuk 2, paragrafen "snel-
heidsregelaar" en "snelheids-
begrenzer".
7 Aflezen van het oliepeil
Voor een betrouwbare aflezing
van het oliepeil moet de auto
horizontaal staan en mag de
motor geruime tijd niet hebben
gedraaid.
Bij het aanzetten van het con-
tact en gedurende een halve mi-
nuut:
- geeft het display "oil ok" aan,
als het oliepeil correct is.
(Om het oliepeil nauwkeurig
te weten, drukt u op de knop
dim-
nulinstelling van de dagteller
of op de functiekeuzetoets
voor de gegevens van de
boordcomputer. De blokjes
op het display geven het olie-
peil aan. Zij verdwijnen naar-
mate het oliepeil daalt en
worden vervangen door een
streepje.
Controlelampje
snel-
heidsbegrenzer
en
snelheidsregelaar
voor
de
werking
Om andere informatie te kun-
nen lezen op uw boordcompu-
ter, drukt u opnieuw op de
functiekeuzetoets).
- als het oliepeil te laag is, ver-
schijnt het woord "ok" niet
op het display, knipperen de
streepjes
en
het
woord
"oil" en licht het waarschu-
wingslampje SERV op.
U mag de motor niet starten
zolang u geen olie heeft bijge-
vuld.
Aflezen boordcomputer
Na 30 secondes, schakelt het
display over naar de boordcom-
puterfunctie: zie de paragraaf
"boordcomputer" in hoofdstuk 1.
1.49