Download Print deze pagina

Advertenties

VERLICHTING

1
2
Markeringslichten
U ontsteekt de markerings-
lichten door het einde van schake-
laar 1 te verdraaien tot het hierbo-
ven afgebeelde symbool zichtbaar
wordt bij merkteken 3.
De
instrumentenverlichting
branden. De lichtsterkte ervan kunt
u regelen met de draaiknop 2.
Dimlicht
U ontsteekt de markerings-
lichten door het einde van schake-
laar 1 te verdraaien tot het hierbo-
ven afgebeelde symbool zichtbaar
wordt bij merkteken 3.
Het bijbehorende controlelampje in
het instrumentenpaneel gaat branden.
3
1
Grootlicht
Vanuit
de
dimlichtstand
trekt u de lichtschakelaar 1 naar u
toe.
Als het grootlicht brandt, wordt dit
door het bijbehorende controlelamp-
gaat
je op het instrumentenpaneel aange-
geven.
Om het grootlicht uit en het dim-
licht weer in te schakelen, trekt u de
lichtschakelaar opnieuw naar u toe.
Lichten uit
Draai het einde van de scha-
kelaar 1 terug in de beginstand.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Bij het openen van een voorportier
klinkt een signaal om u te waar-
schuwen indien de lichten nog
branden, terwijl het contact is afge-
zet (de accu wordt dan ontladen).
Controleer, voordat u in
het donker wegrijdt, de
werking van de verlich-
ting
en
stel
nodig de stand van de koplam-
pen af op de belasting van de au-
to.
indien
1.79

Advertenties

loading