4
OPMERKING
De ASC-functie kan ook
56
tijdens het rijden worden
uitgeschakeld.
z
Toets 1 ingedrukt houden, tot
de weergave van het ASC-
controle- en waarschuwings-
lampje 2 verandert.
De instelling van de ABS blijft
onveranderd.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje gaat bran-
den.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje blijft bran-
den.
ASC uitgeschakeld.
ASC inschakelen
Toets 1 ingedrukt houden, tot
de weergave van het ASC-
controle- en waarschuwings-
lampje 2 verandert.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje dooft, bij
een niet afgesloten zelfdiagnose
gaat dit knipperen.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
ASC-controle- en waar-
schuwingslampje blijft uit
resp. knippert verder.
ASC ingeschakeld.
Als alternatief kan ook het con-
tact weer worden uit- en inge-
schakeld.
Als het ASC-controle-
en waarschuwingslampje
na het uitschakelen en weer
inschakelen van het contact
en het vervolgens rijden met
de volgende minimumsnelheid
blijft branden, is een ASC-sto-
ring aanwezig.
min 10 km/h