11.4.17 Uitgebreide parameter – waarde voor uitschakelen uitgang 2
Opties:
–
Uit: als geen beweging meer wordt herkend en de nalooptijd verstreken is, wordt de waarde
0 via de bus verzonden.
–
Aan: als geen beweging meer wordt herkend en de nalooptijd verstreken is, wordt de
waarde 1 via de bus verzonden.
11.4.18 Uitgebreide parameters – gebruikte helderheid
Opties:
–
intern: de aanwezigheidsmelder gebruikt de eigen gemeten helderheid en
helderheidsdrempel om te beslissen op de aanwezigheidsmelder wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
–
extern: een 2-byte-communicatieobject 'externe helderheid (ingang)' wordt vrijgegeven. De
aanwezigheidsmelder gebruikt de extern gemeten helderheid en de parameter
'helderheidsdrempel (lux)' om te beslissen op de aanwezigheidsmelder wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
11.4.19 Uitgebreide parameter – object voor nalooptijd gebruiken
Opties:
–
nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling 'nalooptijd' worden gewijzigd.
–
ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object 'nalooptijd (ingang)', waarmee men de nalooptijd van
de aanwezigheidsmelder kan wijzigen. De tijd wordt ingevoerd in seconden. Een nalooptijd
van 4 minuten heeft daarmee bijvoorbeeld een waarde van 240 seconden.
Opmerking
De waarde die men kan zenden liggen tussen 10 en 65535 seconden. Als een
te hoge of te lage waarde verzonden wordt, wordt deze waarde automatisch aan
de grenswaarde aangepast:
–
–
KNX Technisch handboek 2CKA002273B8668 │ 23.02.2017
Uit
Aan
Intern
Extern
Nee
Ja
waarde < 10 -> waarde = 10
waarde > 65535->waarde = 65535
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
Applicatie 'constantlichtschakelaar'
│90