Pagina 9
Inhoudsopgave 11.8.55 Extra stand koelen ............................. 142 11.8.56 Extra stand koelen – werking stelgrootte ....................142 11.8.57 Extra stand koelen – hysteresis (x 0,1°C) ....................142 11.8.58 Extra stand koelen – stelgrootteverschil voor zenden stelgrootte koelen ..........142 11.8.59 Extra stand koelen – cyclisch zenden van stelgrootte (min) ..............143 11.8.60 Extra stand koelen –...
Pagina 10
Inhoudsopgave 11.8.100 Temperatuurdetectie – vergelijkingswaarde voor interne temperatuurmeting (x 0,1°C) ......155 11.8.101 Temperatuurdetectie – bewakingstijd temperatuurdetectie (0 = geen bewaking) (min) ......156 11.8.102 Temperatuurdetectie – bedrijfsmodus bij storing ..................156 11.8.103 Temperatuurdetectie – stelgrootte bij storing (0 - 255) ................156 11.8.104 Alarmfuncties .............................
Opmerkingen over de handleiding Opmerkingen over de handleiding Lees dit handboek zorgvuldig door en volg de daarin opgenomen aanwijzingen op. Zo voorkomt u letsel en materiële schade en garandeert u een betrouwbare werking en een lange levensduur van het apparaat. Bewaar het handboek zorgvuldig.
Veiligheid Veiligheid Het apparaat is gebouwd op basis van de momenteel geldende technische regels en veilig in gebruik. Het is getest en heeft de fabriek in goede veiligheidstechnische staat verlaten. Toch bestaan er restrisico's. Om gevaren te vermijden, dient u de veiligheidsinstructies te lezen en op te volgen.
Veiligheid Beoogd gebruik De aanwezigheidsmelder/bewegingsschakelaar is uitsluitend gemaakt voor gebruik in gebouwen. De apparaten worden gebruikt voor schakeling en regeling van verlichtingsinstallaties en/of HVAC-installaties afhankelijk van lichtsterkte en/of beweging. De apparaten zijn niet geschikt als inbraak- of overvalmelder omdat de hiervoor voorgeschreven sabotageveiligheid volgens VdS-voorschrift ontbreekt.
Veiligheid Doelgroep / personeelskwalificatie 2.4.1 Bediening Voor de bediening van het apparaat is geen speciale kwalificatie nodig. 2.4.2 Installatie, inbedrijfname en onderhoud Installatie, inbedrijfname en onderhoud van het product mogen uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleide elektrotechnische installateurs met de juiste kwalificatie. De elektrotechnische installateur moet dit handboek gelezen en begrepen hebben en de instructies opvolgen.
Veiligheid Veiligheidsinstructies Gevaar – Elektrische spanning! Elektrische spanning! Levensgevaar en brandgevaar door elektrische spanning van 100 … 240 V. Bij direct of indirect contact met spanningsgeleidende delen ontstaat een gevaarlijke doorstroming van het lichaam. Elektrische schok, brandwonden of de dood kunnen het gevolg zijn. Werkzaamheden aan het 100 …...
Opmerkingen over milieubescherming Opmerkingen over milieubescherming Denk aan de bescherming van het milieu! Oude elektrische en elektronische apparaten mogen niet bij het huishoudelijke afval worden gegooid. – Het apparaat bevat waardevolle grondstoffen die hergebruikt kunnen worden. Geef het apparaat daarom af bij een verzamelpunt voor afgedankte apparatuur.
Productbeschrijving Productbeschrijving Apparaatoverzicht Opmerking De onderstaande beschrijvingen gelden voor alle typen van de Busch- aanwezigheidsmelder KNX / Busch-Wächter ® Sky KNX. Afb. 1: Productoverzicht [A] IR-ontvanger (alleen Premium) [B] Programmeertoets [C] Sensor voor lichtsterktedetectie [D] Programmeer-led [1-4] Afzonderlijk uitschakelbare sectoren (met parametrering). Voor de nummering zie de achterzijde van het apparaat.
Productbeschrijving afhankelijk van de montagehoogte. Opmerking Het apparaat past niet in de BS- en VDE-inbouwdoos. advies: HaloX-O-inbouwdoos van Kaiser (artikelnr. 1290-40) met passende ■ afdekking (artikelnr. 1290-47 of artikelnr. 1290-85 voor zichtbeton) IBTronic H120-68 van Spelsberg (artikelnr. 97600501) ■ Montage op VDE-inbouwdoos met verloopplaat (6131/38-xxx) (behalve ■...
Productbeschrijving Typenoverzicht Product- Detectie- Montage- Artikelnr. Toepassing naam bereik hoogte 6131/20- Busch- Cirkelvormig voor detectiebereik tot 8 m → 2,5 m, xxx-500 aanwezigheid (details onder individuele ruimtes 3 m en smelder Mini ‘Technische (bijvoorbeeld kantoor, gegevens’) woongedeelte etc.). Daar waar niet veel functionaliteit nodig is.
Productbeschrijving Functieoverzicht De volgende tabellen geven een overzicht van de mogelijke functies en toepassingen van het apparaat: 4.4.1 Busch-aanwezigheidsmelder Mini KNX Normaal (6131/20-xxx-500) Premium (6131/21-xxx-500) Melder incl. bewaking Melder incl. bewaking Constantlichtschakelaar Constantlichtschakelaar Helderheidsdetectie HVAC (verwarming, airco, ventilatie) Constantlichtregelaar Helderheidsdetectie Ruimtetemperatuurregelaar zonder plaatselijke bedieningsmogelijkheid IR-ontvangst (24 vrije IR-kanalen)
Productbeschrijving 4.4.3 Busch-Wächter® Sky KNX 6131/40-24-500 Melder incl. bewaking Constantlichtschakelaar Helderheidsdetectie Tab. 4: Functieoverzicht Busch-Wächter Sky KNX [1] Melderapplicatie met 2-traps uitschakelfunctie of melderapplicatie met geïntegreerde bewakingsfunctie. [2] Constantlichtschakelaar met maximaal 2 onafhankelijke kanalen of constantlichtschakelaar met maximaal 2 uitgangen voor helderheidsafhankelijk schakelen van 2 lichtlijnen in de ruimte. [3] Voor het gericht af- en bijschakelen van lichtlijnen afhankelijk van de helderheid in de ruimte.
Productbeschrijving Functiebeschrijvingen Opmerking Gedetailleerde beschrijvingen vindt u bij de parameter- en objectbeschrijvingen. De hier beschreven apparaten kunnen afhankelijk van het apparaattype ofwel als aanwezigheidsmelder en/of bewegingsschakelaar worden gebruikt. 4.5.1 Verschil tussen bewegingsschakelaar en aanwezigheidsmelder: De belangrijkste toepassing van de bewegingsschakelaar ligt in het schakelen van licht op het moment dat personen naar iets toe lopen.
Productbeschrijving 4.5.2 Busch-aanwezigheidsmelder KNX / Busch-aanwezigheidsmelder Mini KNX De Busch-aanwezigheidsmelder KNX / Busch-aanwezigheidsmelder Mini KNX is verkrijgbaar in twee varianten: de normale variant (6131/30-xxx-500 + 6131/20-xxx-500), ■ de premium-variant (6131/31-xxx-500 + 6131/21-xxx-500). ■ De normale variant (6131/30-xxx-500 + 6131/20-xxx-500) biedt een bewegingsdetectie met 2 kanalen en een constantlichtschakeling.
Productbeschrijving 4.5.3 Busch-aanwezigheidsmelder Corridor, KNX / Busch-aanwezigheidsmelder Corridor Premium KNX De Busch-aanwezigheidsmelder Corridor, KNX / Busch-aanwezigheidsmelder Corridor Premium KNX is in twee varianten verkrijgbaar: de normale variant (6131/50-xxx-500), ■ de premium-variant (6131/51-xxx-500). ■ De normale variant (6131/50-xxx-500) biedt een bewegingsdetectie met 2 kanalen en een constantlichtschakeling.
Productbeschrijving 4.5.4 Constantlicht De apparaten bieden afhankelijk van de variant verschillende mogelijkheden om de helderheid in de ruimte op een aangenaam niveau te houden. Daarbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de functies constantlichtschakelaar en constantlichtregelaar. Beide functies zorgen ervoor dat in een ruimte, waarin zich mensen bevinden, een bepaalde lichtsterkte niet worden onderschreden.
Pagina 31
Productbeschrijving Voor de inrichting van een constantlichtschakelaar moeten bepaalde parameterinstellingen worden aangepast die afhankelijkheden veroorzaken. Deze afhankelijkheden worden in de afbeelding hierboven getoond. Er kan een nalooptijd worden ingesteld. Deze tijd begint te lopen als de aanwezigheidsmelder geen beweging meer detecteert. Daarna wordt via de uitgang een UIT-telegram verzonden naar de bus.
Productbeschrijving Constantlichtregelaar In tegenstelling tot de constantlichtschakelaar bestaat de mogelijkheid om in meerdere trappen te schakelen. De constantlichtregelaar zorgt er net als de constantlichtschakelaar voor, dat het gewenste lichtsterkteniveau in de ruimte niet wordt onderschreden. Daarnaast is de lichtsterkte- regelaar in staat om telegrammen voor het dimmen van lampen naar de KNX-bus te sturen. Zo kan door het helderder en donkerder dimmen een gelijkblijvend niveau worden bereikt.
Productbeschrijving Detectiebereik Opmerking Voor apparaatspecifieke uitvoeringen voor de detectiebereiken zie hoofdstuk 6.1. Het detectiebereik van de KNX-aanwezigheidsmelder is afhankelijk van de beweging van personen en de montagehoogte in de ruimte. Daarbij worden ook de kleinste bewegingen door de bewegingssensor gedetecteerd, bijvoorbeeld bij pc-werkplekken, aan bureaus etc. Hierbij moet een verschil worden gemaakt tussen het interne en externe detectiebereik en de montagehoogte van de aanwezigheidsmelder.
Productbeschrijving 4.6.2 Extern detectiebereik (lopende personen) Bij de detectie van lopende personen is het detectiebereik groter. Het referentieniveau voor de detectie is de vloer. Bij een montagehoogte van 3 meter als voorbeeld voor de Busch- aanwezigheidsmelder Mini KNX resulteert dit in een detectiebereik met een diameter van ongeveer 8 meter.
Pagina 35
Productbeschrijving Aanwijzing – beperkte detectie Het detectiebereik van de aanwezigheidsmelder kan worden beperkt. Hiervoor hoeft het apparaat niet mechanisch te worden afgedekt. In de applicatie kunnen afzonderlijke sectoren eenvoudig worden uitgeschakeld. Aanwijzing bij 6131/50-xxx-500 en 6131/51-xxx-500: De sectoren zijn in 2 sensorgroepen (1/2 en 3/4) samengevat. De detectiedichtheid van de melder is het grootst in de directe omgeving.
Monteren Interferentiebronnen De aanwezigheidsmelder detecteert de beweging van warmtebronnen. Wanneer zich in de directe omgeving een externe warmtebron bevindt, kan dit leiden tot onjuiste schakelingen. Bij interferentiebronnen moet een onderscheid worden gemaakt tussen externe warmtebronnen en beperkte zichtverhoudingen. Beperkt zich van het apparaat Het detectiebereik van het apparaat kan door verschillende voorwerpen worden bedekt, bijvoorbeeld: lichtstroken die lager als het apparaat aangebracht...
Monteren Positioneringsvoorbeelden voor de Busch-aanwezigheidsmelder Corridor KNX en Busch-aanwezigheidsmelder Corridor Premium KNX De aanwezigheidsmelders moeten met behulp van de aan de binnenkant weergegeven pijlen in gangrichting geïnstalleerd en afgesteld worden. Als dat niet wordt gedaan en de melders 90 graden worden gedraaid, is de correcte werking van de melden niet gegarandeerd. Centrale bewegingen naar de melder toe zijn altijd moeilijker te detecteren dan bewegingen dwars t.o.v.
Monteren 6.3.3 Rookcompartiment normale gang met 2 deuren (max. 30m) met twee aanwezigheidsmelders Gebruik van twee aanwezigheidsmelders: 3/5 (18m) 1/5 (6m) 1/5 (6m) Afb. 19: Positioneringsvoorbeeld rookcompartiment normale gang met 2 deuren – Betere detectie vooral aan de uiteinden van het detectiebereik! –...
Monteren Inbouw in apparaat Het apparaat is bedoeld voor plafondmontage. De volledige functionaliteit van het apparaat is o.a. afhankelijk van de montagehoogte (zie hoofdstuk 6.2). Opmerking Het apparaat past niet in de BS- en VDE-inbouwdoos. advies: – HaloX-O inbouwdoos van Kaiser (artikelnr. 1290-40) met bijbehorende afdekking (artikelnr.
Pagina 48
Monteren Voer het verbonden apparaat voorzichtig in de ■ Ø 68 mm uitsparing. Hierbij moeten de klemmen naar boven worden gedrukt. LET OP (geldt alleen voor apparaten 6131/50-xxx-500 of 6131/51-xxx-500): De pijlen op het apparaat moeten in de lengterichting ■ van de gang uitgelijnd zijn.
Monteren 6.4.2 Plafondmontage ‘opbouw’ met opbouwbehuizing (optionele behuizing, artikelnr. 6131/x9) Voer de KNX-buskabbel door één van de ■ aangegeven openingen in de opbouwbehuizing. Er moet een voldoende lang stuk KNX-buskabel eruit steken. Bevestig de opbouwcontactdoos door middel van ■ schroeven. Verwijder met behulp van een schroevendraaier de ■...
Pagina 50
Monteren Voer het nu verbonden apparaat in de ■ opbouwbehuizing zoals getoond in de afbeelding hiernaast. Let daarbij op de geleidingsrails. Het apparaat kan alleen zo worden ingevoerd! LET OP (geldt alleen voor apparaten 6131/50-xxx-500 of 6131/51-xxx-500): De pijlen op het apparaat en in de opbouwbehuizing ■...
Pagina 51
Monteren Draai nu het apparaat met de klok mee totdat het met ■ opbouwbehuizing is uitgelijnd. │51 KNX Technisch handboek 2CKA002273B8668 │ 23.02.2017...
Monteren 6.4.3 Plafondmontage ‘opbouw’ op VDE-inbouwdoos met verloopplaat (optionele verloopplaat, artikelnr. 6131/38-xxx) (behalve 6131/20-xxx-500 + 6131/21-xxx-500) Voer de KNX-buskabbel door één van de ■ aangegeven openingen in de verloopplaat. Er moet een voldoende lang stuk KNX-buskabel eruit steken. Bevestig de verloopplaat door middel van schroeven. ■...
Pagina 53
Monteren Voer het nu verbonden apparaat in de verloopplaat ■ zoals getoond in de afbeelding hiernaast. Let daarbij op de geleidingsrails. Het apparaat kan alleen zo worden ingevoerd! LET OP (geldt alleen voor apparaten 6131/50-xxx-500 of 6131/51-xxx-500): De pijlen op het apparaat en in de verloopplaat ■...
Inbedrijfname Inbedrijfname Opmerking De apparaten vormen een product in het KNX-systeem en voldoen aan de KNX- richtlijnen. Gedetailleerde vakkennis door KNX-scholingen wordt verondersteld. Hardware Opmerking Lees de montageaanwijzingen in hoofdstuk 6. Het detectiebereik kan bovendien worden aangepast via vier afzonderlijk uitschakelbare sectoren (met parametrering).
Inbedrijfname 7.2.2 Fysiek adres toewijzen 1.– Druk op de programmeertoets (A). – De rode (programmeer)-led brandt. – Na de programmering van het fysieke adres gaat de (programmeer-)led uit. Opmerking Bij de premium-varianten en bij de Busch-Wächter® Sky KNX kan de programmeermodus ook met de afstandsbediening in- en uitgeschakeld worden (rode toets).
Inbedrijfname 7.2.6 Opmerkingen over de kalibratie van de interne lichtregelaar Voor de inbedrijfstelling van de aanwezigheidsmelder met een constantlichtfunctie zijn er verschillende parameters beschikbaar in de ETS. Deze parameters bieden veel instelmogelijkheden, om de werkwijze van het apparaat aan te passen aan individuele wensen en omstandigheden.
Inbedrijfname Object voor helderheidaanpassing gebruiken Via de applicatie lichtsterktedetectie is het mogelijk om met behulp van de volgende drie objecten een helderheidsaanpassing voor dag- en kunstlicht uit te voeren: (a) Helderheidaanpassing (daglicht) ■ (b) helderheidaanpassing (uitgang 1) ■ (c) helderheidaanpassing (uitgang 2) ■...
Pagina 59
Inbedrijfname Bij de constantlichtregelaar is voor de afstelling nog een stap nodig, waarbij de karakteristiek van de aangesloten lampen afhankelijk van de uitgangswaarde van de regelaar automatisch wordt gemeten. Voor de uitvoering van de helderheidskalibratie moet het apparaat reeds zodanig gepara- metreerd zijn, dat naast het object ‘start van helderheidskalibratie’...
Inbedrijfname 7.2.7 Verdere opmerkingen Gewenste waarde Opmerking De volgende opmerkingen zijn alleen relevant als de helderheid niet is afgesteld. U dient er rekening mee te houden dat de gewenste waarde in lux die in de parameter moet worden ingesteld niet gelijk is aan de waarde, die bijvoorbeeld op de hoogte van het bureaublad gewenst is.
Updatemogelijkheden Updatemogelijkheden Gebruik altijd de actuele firmware. De actuele downloadbestanden met de firmware-update vindt u in de elektronische catalogus (www.busch-jaeger-catalogue.com). Deze zijn ook verkrijgbaar in de KNX-onlineshop. De firmware wordt middels een ETS-applicatie via de KNX- bus geüpdatet. Opmerking Lees ook de actuele informatie bij de downloadbestanden. Hierin staan ook instructies over het installeren van de firmware-update.
Bediening Bediening Bediening met IR-afstandsbediening De premiumvarianten en de Busch-Wächter® Sky KNX hebben een sensor voor het ontvangen van infrarood-signalen. Daardoor kan bijvoorbeeld de IR-handzender 6010-25 worden gebruikt. Voor de bediening zijn twee kanalen beschikbaar, die op de zender kunnen worden gekozen: het blauwe en witte kanaal.
Onderhoud Onderhoud Het apparaat is onderhoudsvrij. Bij beschadiging (bijvoorbeeld bij transport of opslag) mogen geen reparaties worden verricht. Als het apparaat wordt geopend, vervalt de aanspraak op garantie! Het apparaat moet toegankelijk zijn om bediening, keuring, visuele controle, onderhoud en reparaties mogelijk te maken (volgens DIN VDE 0100-520).
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3 Applicatie ‘melder’ 11.3.1 Algemene parameter – soort uitgang Opties: Master Slave – Master: In de mastermodus worden er afhankelijk van de beweging aan- resp. uit- telegrammen (naar een aktor) verzonden. – Slave: In de slavemodus worden bij bewegingsdetectie cyclisch aan-telegrammen (naar de nevenpost van een mastermelder) verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.4 Algemene parameter – uitgangsobject zendt bij Opties: In-/uitschakelen Inschakelen Uitschakelen – In-/uitschakelen: zendt bij begin van beweging en aan het einde van de nalooptijd een telegram. – Inschakelen: zendt alleen bij begin van beweging een telegram. –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.7 Algemene parameter – cyclische herhaaltijd (hh:mm:ss) Opties: 0:00:10 ... 0:00:30 ... 18:12:15 – Hier wordt de tijd ingesteld die tussen het verzenden van twee telegrammen (geen waardewijziging) ligt. 11.3.8 Algemene parameter – waarde voor uitschakelen Opties: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.12 Algemene parameter – helderheidsdrempel intern (lux) Opties: 1 .. 400 .. 1000 – Met de helderheidsdrempel wordt vastgelegd bij welke luxwaarde de melders moeten reageren. Als de melder niet ingeschakeld is en de gemeten helderheid boven de ingestelde drempel ligt, wordt bij beweging geen telegram verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.15 Uitgebreide parameterinstellingen – bedrijfsmodus Opties: Automaat Automatische uitschakeling Automatisch inschakelen Bewaking – Automatisch = automatisch in- en uitschakelen. In de bedrijfsmodus ‘Automatisch’ schakelt de melder automatisch in bij de detectie van een beweging. Na de ingestelde nalooptijd vanaf de laatste detectie wordt de melder automatisch uitgeschakeld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.16 Uitgebreide parameterinstellingen – tweetraps uitschakelen gebruiken Opmerking Deze parameter is alleen zichtbaar als de parameter ‘uitgang is van het type’ op 1 byte 0..100% of 1 byte 0..255 staat. Opties: – nee: de melder heeft een nalooptijd en stuurt na de nalooptijd, datgene wat onder de parameter ‘waarde voor uitschakelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.19 Uitgebreide parameterinstellingen – gedwongen uitschakeling gebruiken Opties: – nee: de melder schakelt niet na een bepaalde tijd een keer uit om een nieuwe helderheidsmeting uit te voeren. – ja: de melder schakelt na 3x nalooptijd of minimaal na 90 minuten resp. maximaal na 24 uur een keer uit om een nieuwe helderheidsmeting uit te voeren.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.21 Uitgebreide parameterinstellingen – object voor nalooptijd gered. helderheid gebruiken Opties: – nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling ‘nalooptijd gereduceerde helderheid’ worden gewijzigd. – ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object ‘nalooptijd gereduceerde helderheid (ingang)’, waarmee men de nalooptijd voor de gereduceerde helderheid van de melder kan wijzigen. De tijd wordt ingevoerd in seconden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.24 Uitgebreide parameterinstellingen – object status handmatig aan/uit gebruiken Opmerking Deze parameter wordt alleen weergegeven als automatisch in-/uitschakelen en/of de externe impulsdrukker geactiveerd is. Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object status ‘handmatig aan/uit’ om de status van de regeling te bewaken.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.26 Uitgebreide parameterinstellingen – instellingen bij download overschrijven Opties: – ja: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie. – nee: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden niet overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.27 Parameter helderheid – object voor lichtonafhankelijke detectie gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object voor de ‘lichtonafhankelijke detectie’. – ja: er wordt een 1-bit-communicatieobject ‘lichtonafhankelijke detectie (ingang)’ vrijgegeven. Via dit object kan men de melder lichtonafhankelijk laten schakelen. 11.3.28 Parameter helderheid –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.31 Parameter helderheid – gebruikte helderheid Opties: Lichtonafhankelijk Alleen intern Alleen extern Intern of extern – lichtonafhankelijk: de melder functioneert lichtonafhankelijk en schakelt bij iedere beweging. – alleen intern: de melder gebruikt zijn eigen gemeten helderheid en helderheidsdrempel intern om te beslissen of bij beweging wordt ingeschakeld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.33 Parameter helderheid – object voor externe helderheidsdrempel gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object ‘helderheidsdrempel extern’. – ja: een 2-byte-communicatieobject ‘helderheidsdrempel extern (ingang)’ wordt vrijgegeven. Hiermee kan men de schakeldrempel waarbij de melder wordt geactiveerd wijzigen. De waarde wordt in lux naar dit object verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.35 Parameter externe impulsdrukker – object externe impulsdrukker gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object ‘externe impulsdrukker’. – ja: een 1-bit-communicatieobject ‘externe impulsdrukker (ingang)’ wordt vrijgegeven. Via het object is het mogelijk om de (uitgangs-)toestand van de melder met behulp van een 1-bit telegram te wijzigen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.39 Sensorselectie – sensor 1..4 gebruiken Opties: – Ja: deze sensor is actief en detecteert beweging. – Nee: deze sensor is uitgeschakeld en in dit bereik wordt geen beweging meer gedetecteerd. Opmerking Geldt niet voor de apparaten 6131/50-xxx-500 en 6131/51-xxx-500. Hier kunnen de sensorgroepen 1/2 of 3/4 worden geactiveerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.41 Vrijgave – vrijgaveobject melder gebruiken Opties: – nee: er is geen object waarmee de melder geblokkeerd of vrijgegeven kan worden. – ja: een 1-bit-communicatieobject ‘vrijgave beweging (ingang)’ wordt vrijgegeven. Via dit object is het mogelijk om de melder vrij te geven en te blokkeren. Tijdens de blokkering worden geen telegrammen door de melder verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.44 Vrijgave – uitgang zendt bij vrijgave Opties: Geen telegram Actuele toestand Eenmalig waarde voor inschakelen Eenmalig waarde voor uitschakelen – geen telegram: bij vrijgave wordt geen telegram verzonden. – Actuele toestand: bij vrijgave controleert de melder of een beweging aanwezig is en ook of de helderheid onder de helderheidsdrempel ligt.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.46 Uitgebreide parameterinstellingen (bewaking) – bewakingstijdvenster Opties: 0:00:01 .. 0:00:30 .. 00:10:00 hh:mm:ss – Het bewakingstijdvenster houdt verband met de minimale activiteit in het bewakingstijdvenster. Het telegram wordt pas verzonden als binnen het bewakingstijdvenster, bijvoorbeeld 50% minimale activiteit, beweging herkend wordt. Voorbeeld: Bewakingstijdvenster = 30 seconden –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘melder’ 11.3.49 Uitgebreide parameterinstellingen (bewaking) – instellingen bij download overschrijven Opties: – ja: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie. – nee: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden niet overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.3 Algemene parameter – cyclische herhaaltijd (hh:mm:ss) Opties: 0:00:10 .. 0:00:30 .. 18:12:15 – Hier wordt de tijd ingesteld die tussen het verzenden van twee telegrammen ligt. 11.4.4 Algemene parameter – waarde voor inschakelen uitgang 1 Opties: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.11 Algemene parameter – uitgebreide parameters weergeven Opties: – nee alleen de belangrijkste parameters voor het instellen van de aanwezigheidsmelder worden weergegeven. – Ja: men ziet alle parameters, ook parameters die in de meeste gevallen niet nodig zijn. Voorbeelden: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.12 Uitgebreide parameter – bedrijfsmodus Opties: Automaat Automatische uitschakeling Bewegingsonafhankelijk werken – Automatisch = automatisch in- en uitschakelen. In de bedrijfsmodus ‘automatisch’ schakelt de aanwezigheidsmelder bij bewegingsdetectie automatisch in als het te donker is. Na de ingestelde nalooptijd vanaf de laatste detectie wordt de melder automatisch uitgeschakeld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.15 Uitgebreide parameters – uitgang 2 gebruiken Opties: – nee: alleen de uitgang 1 bestaat en deze verzendt zijn telegrammen naar een aktor. – ja: een communicatieobject ‘uitgang 2 (uitgang)’ wordt vrijgegeven. De verlichting kan nu in twee trappen in- en uitgeschakeld worden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.17 Uitgebreide parameter – waarde voor uitschakelen uitgang 2 Opties: – Uit: als geen beweging meer wordt herkend en de nalooptijd verstreken is, wordt de waarde 0 via de bus verzonden. – Aan: als geen beweging meer wordt herkend en de nalooptijd verstreken is, wordt de waarde 1 via de bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.20 Uitgebreide parameter – object voor helderheidsdrempel gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object ‘helderheidsdrempel’. – ja: een 2-byte-communicatieobject ‘helderheidsdrempel’ intern (in-/uitgang) wordt vrijgegeven. Hiermee kan men de schakeldrempel waarbij de aanwezigheidsmelder wordt geactiveerd of gedeactiveerd wijzigen. De waarde wordt in lux naar dit object verzonden. 11.4.21 Uitgebreide parameter –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.24 Uitgebreide parameter – werkelijke helderheid wordt verzonden om de (hh:mm:ss) Opties: 0:00:10 .. 0:05:00 .. 0:30:00 – Hier wordt de tijd ingesteld die tussen het verzenden van twee telegrammen ligt. 11.4.25 Uitgebreide parameter – object voor automatisch / handmatig uit gebruiken Opties: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.28 Uitgebreide parameter – object status van regeling gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object ‘status van de regeling’. – ja: een 1-bit-communicatieobject ‘status van de regeling (uitgang)’ wordt vrijgegeven. Dit object stuurt een 1-telegram als de constantlichtschakelaar automatisch functioneert. Het object stuurt een 0-telegram als handmatig wordt ingegrepen, bijvoorbeeld handmatig uitgeschakeld is.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.30 Sensorselectie – sensor 1..4 gebruiken Opties: – Ja: deze sensor is actief en detecteert beweging. – Nee: deze sensor is uitgeschakeld en in dit bereik wordt geen beweging meer gedetecteerd. Opmerking Geldt niet voor de apparaten 6131/50-xxx-500 en 6131/51-xxx-500. Hier kunnen de sensorgroepen 1/2 of 3/4 worden geactiveerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.32 Vrijgave – vrijgaveobject aanwezigheidsmelder gebruiken Opties: – nee: er is geen object waarmee men de constantlichtschakelaar blokkeren of vrijgeven kan. – ja: een 1-bit-communicatieobject ‘vrijgave aanwezigheid (ingang)’ wordt vrijgegeven. Via dit object is het mogelijk om de constantlichtschakelaar vrij te geven en te blokkeren. Tijdens de blokkering worden geen telegrammen door de melder verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtschakelaar’ 11.4.36 Vrijgave – uitgang zendt bij blokkeren Opties: Geen telegram Uit na afloop van de nalooptijd Eenmalig waarde voor uitschakelen Eenmalig waarde voor inschakelen – geen telegram: bij blokkeren wordt geen telegram verzonden. – uit na afloop van de nalooptijd: bij blokkeren wordt de nalooptijd opnieuw gestart en pas na afloop van deze tijd stuurt de melder de waarde die onder de parameter ‘waarde voor uitschakelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5 Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.1 Algemene parameter – uitgang is van het type Opties: 1 byte 0..100% 1 byte 0...255 – 1 byte 0..100%: voor het aansturen van dimmers. – 1 Byte 0..255: voor aktoren die met een waarde tussen 0 en 255 worden aangestuurd. Opmerking Als het uitgangstype verandert, wisselen ook de instelmogelijkheden voor de parameters:...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.5 Algemene parameter – regelsnelheid (mm:ss) Opties: 2:30 .. 10:00 .. 20:00 – Hier wordt de tijd vastgelegd die de regeling nodig heeft om van 0 naar de waarde bovengrens uitgang te gaan. Voorbeeld: als de regelsnelheid op 10:00 staat en de verlichting met 50% inschakelt en de bovengrens 100% is, dan heeft de regeling 5 minuten nodig om van 50% naar 100% te gaan.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.8 Algemene parameter – nalooptijd (hh:mm:ss) Opties: 0:00:10 .. 0:05:00 .. 18:12:15 – De nalooptijd is de tijd tussen de laatste gedetecteerde beweging en het versturen van het telegram ‘waarde voor uitschakelen’. Als binnen deze tijd weer een beweging wordt gedetecteerd, wordt de nalooptijd teruggezet op de ingestelde waarde.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.12 Uitgebreide parameter – bedrijfsmodus Opties: Automaat Automatische uitschakeling Lichtregelaar (onafhankelijk van beweging) – Automatisch = automatisch in- en uitschakelen. In de bedrijfsmodus ‘Automatisch’ schakelt de aanwezigheidsmelder automatisch in bij de detectie van een beweging. Het uitschakelen vindt plaats na de ingestelde nalooptijd vanaf de laatste detectie.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.14 Uitgebreide parameter – waarde voor gereduceerde helderheid (%) Opties: 0 .. 20 .. 100 Hier wordt de waarde voor de gereduceerde helderheid ingesteld. Op deze waarde moet de melder na afloop van de nalooptijd het licht dimmen. Uitschakelwaarde ≤...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.17 Uitgebreide parameters – gebruikte helderheid Opties: Intern Extern – intern: de aanwezigheidsmelder gebruikt de eigen gemeten helderheid en helderheidsdrempel om te beslissen op de aanwezigheidsmelder wordt geactiveerd of gedeactiveerd. – extern: een 2-byte-communicatieobject ‘externe helderheid (ingang)’ wordt vrijgegeven. De aanwezigheidsmelder gebruikt de extern gemeten helderheid en de parameter ‘helderheidsdrempel (lux)’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.20 Uitgebreide parameters – uitgang 2 gebruiken Opties: – nee: alleen de uitgang 1 bestaat en deze verzendt zijn telegrammen naar een aktor. – ja: een communicatieobject ‘uitgang 2 (uitgang)’ wordt vrijgegeven. De constantlichtregelaar regelt nu de helderheid met twee uitgangen (waarbij de tweede uitgang proportioneel tot de eerste uitgang geleid wordt) afhankelijk van de helderheid.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.24 Uitgebreide parameter – object voor nalooptijd gebruiken Opties: – nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling ‘nalooptijd’ worden gewijzigd. – ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object ‘nalooptijd (ingang)’, waarmee men de nalooptijd van de aanwezigheidsmelder kan wijzigen. De tijd wordt ingevoerd in seconden. Een nalooptijd van 4 minuten heeft daarmee bijvoorbeeld een waarde van 240 seconden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.27 Uitgebreide parameter – object voor werkelijke helderheid gebruiken Opties: – nee: er is geen afzonderlijk object ‘werkelijke helderheid’. – ja: een 2-byte-communicatieobject ‘werkelijke helderheid (uitgang)’ wordt vrijgegeven. Dit object geeft de gecorrigeerde gemeten helderheid uit die door de constantlichtregelaar wordt gebruikt.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.31 Uitgebreide parameter – aanpassing regelsnelheid door jaloezie-ingangen Opties: – Nee: er zijn geen afzonderlijke instellingen voor de aanpassing aan de regelsnelheid als een jaloeziesturing aanwezig is. – Ja: er zijn afzonderlijke instellingen: regelparameters bij jaloeziebeweging. Als nu een jaloezie op en neer worden bewogen, wordt tijdens de bewegingstijd de regelsnelheid door de constantlichtregelaar aangepast.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.35 Uitgebreide parameter – regelingssnelheid (mm:ss) Opties: 0:45 .. 2:30 .. 20:00 – Hier wordt de tijd vastgelegd die de regeling nodig heeft om van 0 naar de waarde bovengrens uitgang te gaan. Voorbeeld: als de regelsnelheid op 10:00 staat en de verlichting met 50% inschakelt en de bovengrens 100% is, dan heeft de regeling 5 minuten nodig om van 50% naar 100% te gaan.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.39 Uitgebreide parameter – dode tijd (ss.fff) Opties: 00.100 .. 01.250 .. 59.999 – De ingestelde dode tijd wordt gestart na het uitschakelen van de melder door het aflopen van de nalooptijd of als een uitschakeltelegram op de objecten ‘externe impulsdrukker’ of ‘aktorstatus’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.42 Sensorselectie – sensor 1..4 gebruiken Opties: – Ja: deze sensor is actief en detecteert beweging. – Nee: deze sensor is uitgeschakeld en in dit bereik wordt geen beweging meer gedetecteerd. 11.5.43 Vrijgave – vrijgaveobject aanwezigheidsmelder Opties: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘constantlichtregelaar’ 11.5.46 Vrijgave – uitgang zendt bij vrijgave de Opties: Actuele uitgangswaarde de startwaarde – actuele uitgangswaarde: bij vrijgave wordt gecontroleerd of een beweging aanwezig is. Zo ja, dan wordt de verlichting ingeschakeld. Zo nee, dan wordt de verlichting uitgeschakeld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.2 Algemene parameter – ingang slave gebruiken Opties: – Nee: het is niet mogelijk om telegrammen van een slave te ontvangen. – Ja: een 1-bit-communicatieobject ‘slave (ingang)’ wordt vrijgegeven. Via deze ingang ontvangt de mastermelder de (aan-)telegrammen van de aangesloten slaves of van een impulsdrukker.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.5 Algemene parameter – waarde voor uitschakelen Opties: Auto Comfort Stand-by Vorst-/hittebeveiliging – Auto: als geen beweging meer herkend wordt en de nalooptijd afgelopen is, wordt de waarde 0 (auto) via het object ‘HVAC’ op de bus naar bijvoorbeeld het object ;bedrijfsmodus overlappend’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.8 Algemene parameter – gevoeligheid detector Opties: Omhoog Gemiddeld Laag Maximum – Hoog: standaard - bedoeld voor gebruik binnen. – Gemiddeld: te gebruiken als er kleinere storende warmtebronnen in het zichtbereik aanwezig zijn. – Laag: te gebruiken als er grotere storende warmtebronnen in het zichtbereik aanwezig zijn. –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.10 Uitgebreide parameter – bedrijfsmodus Opties: Verwarming/airco Ventilatie – Verwarming/airco: een beweging start de inschakelvertragingstijd. Als tijdens de inschakel- vertragingstijd geen beweging meer herkend wordt, wordt de inschakelvertragingstijd gereset. Als de beweging blijft bestaan en de inschakelvertragingstijd afgelopen is, wordt de uitgang met de geparametreerde inschakelwaarde aangestuurd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.13 Uitgebreide parameter – object voor nalooptijd gebruiken Opties: – nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling ‘nalooptijd’ worden gewijzigd. – ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object ‘nalooptijd (ingang)’, waarmee men de nalooptijd van de melder kan wijzigen. De tijd wordt ingevoerd in seconden. Een nalooptijd van 4 minuten heeft daarmee bijvoorbeeld een waarde van 240 seconden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.16 Uitgebreide parameter – instellingen bij download overschrijven Opties: – ja: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie. – nee: als men de applicatie opnieuw in de melder laadt, worden de via de bus gewijzigde waarden niet overschreven door de geparametreerde waarden van de ETS-applicatie.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.18 Vrijgave – vrijgaveobject gebruiken Opties: – nee: er is geen object waarmee de HVAC-besturing geblokkeerd of vrijgegeven kan worden. ja: een 1-bit-communicatieobject ‘vrijgave HVAC (ingang)’ wordt vrijgegeven. Via dit object – is het mogelijk om de HVAC-besturing vrij te geven en te blokkeren. Tijdens de blokkering worden geen telegrammen door de melder verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘HVAC’ 11.6.22 Vrijgave – uitgang zendt bij blokkeren Opties: Geen telegram Uit na afloop van de nalooptijd Eenmalig waarde voor uitschakelen – geen telegram: bij blokkeren wordt geen telegram verzonden. – uit na afloop van de nalooptijd: bij blokkeren wordt de nalooptijd opnieuw gestart en pas na afloop van deze tijd stuurt de melder de waarde die onder de parameter ‘waarde voor uitschakelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘lichtsterktedetectie’ 11.7 Applicatie ‘lichtsterktedetectie’ 11.7.1 Algemene parameter – zenden van werkelijke helderheid om de (hh:mm:ss) Opties: 0:00:05 .. 0:00:30 .. 18:12:15 – Hier wordt vastgelegd hoe vaak de helderheid naar de bus wordt verzonden. 11.7.2 Algemene parameter – object voor led gebruiken Opties: –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘lichtsterktedetectie’ 11.7.5 Uitgebreide parameter – interne helderheid gebruiken Opties: – ja: de interne helderheidssensor wordt als waardegever voor de verschillende melderapplicaties gebruikt. – nee: de interne helderheidssensor wordt niet gebruikt. De helderheidswaarden moeten dan door de externe helderheidssensoren worden verzonden. 11.7.6 Uitgebreide parameter –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8 Applicatie ‘Object-RTR 11.8.1 Algemeen – apparaatfunctie Opties: Enkel apparaat Masterapparaat Slaveapparaat – Enkel apparaat: het apparaat wordt in een ruimte afzonderlijk als kamerthermostaat ingezet. – Masterapparaat: in een ruimte bevinden zich minimaal twee kamerthermostaten. Eén apparaat moet daarbij het masterapparaat en andere als slave-apparaten/ temperatuur- sensoren worden geparametreerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.3 Algemeen – bedrijfsmodus na reset Opties: Comfort Stand-by Ecobedrijf Koelen met extra stand Vorst-/hittebeveiliging In de bedrijfsmodus na reset werkt het apparaat na een herstart zolang totdat eventueel een nieuwe bedrijfsmodus door bediening van het apparaat of communicatieobjecten worden ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.6 Regeling verwarmen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 11.8.7 Regeling verwarmen –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.10 Regeling verwarmen – I-aandeel (min.) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 Het I-aandeel staat voor de nasteltijd van een regeling. Het integrale aandeel zorgt ervoor dat de kamertemperatuur langzaam de gewenste waarde nadert en deze uiteindelijk ook bereikt. Afhankelijk van het gebruikte installatietype moet de nasteltijd verschillende groottes aannemen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.16 Basisstand verwarmen – stelgrootteverschil voor zenden stelgrootte verwarmen Opties: 10 % Alleen cyclisch zenden De stelgroottes van de continue PI-regelaar 0 ... 100 % worden niet na iedere berekening verstuurd, maar alleen als uit de berekening een waardeverschil t.o.v. de laatste verstuurde waarde resulteert waarbij het versturen bovendien zinvol is.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.19 Basisstand verwarmen – max. stelgrootte (0..255) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 De maximale stelgrootte van de PI-regelaar geeft de maximale waarde aan die de regelaar uitgeeft. Als een maximale waarde lager dan ‘255’ wordt gekozen, wordt deze waarde niet overschreden, ook als de regelaar een hogere stelgrootte berekend heeft.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.21 Regeling extra stand verwarmen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen met extra stand’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 11.8.22 Regeling extra stand verwarmen –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.26 Regeling extra stand verwarmen – temperatuurverschil t.o.v. basisstand (x 0,1°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 De ingestelde temperatuur van de extra stand wordt afhankelijk van de actueel ingestelde temperatuur van de basisstand als verschil gedefinieerd. De waarde beschrijft de gewenste waarde vanaf welke de extra stand gaat werken.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.28 Extra stand verwarmen Opmerking Niet beschikbaar als de parameter ‘geavanceerde instellingen’ onder ‘regeling extra stand verwarmen’ op ‘ja’ staat. 11.8.29 Extra stand verwarmen – werking stelgrootte Opties: Normaal Omgekeerd Met de werking van de stelgrootte wordt de stelgrootte aangepast aan stroomloos geopende (normaal) of stroomloos gesloten (invers) kleppen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.32 Extra stand verwarmen – cyclisch zenden van stelgrootte (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 60 minuten De door het apparaat gebruikte actuele stelgrootte kan cyclisch naar de bus worden verzonden. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘soort stelgrootte’ ofwel op ‘2-punts 1 bit, aan/uit’, ‘2-punts 1 byte, 0/100%’, ‘PI continu, 0-100%’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.35 Regeling koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 11.8.36 Regeling koelen –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.37 Regeling koelen – soort koeling Opties: PI continu, 0-100% en PI PWM, aan/uit: – Oppervlak (bijv. koelplafond) 5°C 240 min – Vrije configuratie Fan-coil: – Fan-coil 4°C 90min – Vrije configuratie Er zijn twee voorgeprogrammeerde koeltypen (oppervlak of fan-coil) beschikbaar voor de gebruiker.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.45 Basisstand koelen – stelgrootteverschil voor zenden stelgrootte koelen Opties: 10 % Alleen cyclisch zenden De stelgroottes van de continue PI-regelaar 0 ... 100 % worden niet na iedere berekening verstuurd, maar alleen als uit de berekening een waardeverschil t.o.v. de laatste verstuurde waarde resulteert waarbij het versturen bovendien zinvol is.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.48 Basisstand koelen – max. stelgrootte (0..255) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 255 De maximale stelgrootte van de PI-regelaar geeft de maximale waarde aan die de regelaar uitgeeft. Als een maximale waarde lager dan ‘255’ wordt gekozen, wordt deze waarde niet overschreden, ook als de regelaar een hogere stelgrootte berekend heeft.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.50 Regeling extra stand koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen met extra stand’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. Opties: 2-punts 1 bit, uit/aan 2-punts 1 byte, 0/100%...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.51 Regeling extra stand koelen – soort koeling Opties: PI continu, 0-100% en PI PWM, aan/uit: – Oppervlak (bijv. koelplafond) 5°C 240 min – Vrije configuratie Fan-coil: – Fan-coil 4°C 90min – Vrije configuratie Er zijn twee voorgeprogrammeerde koeltypen (oppervlak of fan-coil) beschikbaar voor de gebruiker.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.55 Extra stand koelen Opmerking Niet beschikbaar als de parameter ‘geavanceerde instellingen’ onder ‘regeling extra stand koelen op ‘ja’ staat. 11.8.56 Extra stand koelen – werking stelgrootte Opties: Normaal Omgekeerd Met de werking van de stelgrootte wordt de stelgrootte aangepast aan stroomloos geopende (normaal) of stroomloos gesloten (invers) kleppen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.59 Extra stand koelen – cyclisch zenden van stelgrootte (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 60 minuten De door het apparaat gebruikte actuele stelgrootte kan cyclisch naar de bus worden verzonden. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘soort stelgrootte’ ofwel op ‘2-punts 1 bit, aan/uit’, ‘2-punts 1 byte, 0/100%’, ‘PI continu, 0-100%’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.62 Instellingen basisbelasting Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen met extra stand, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 11.8.63 Instellingen basisbelasting –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.64 Gecombineerd verwarmen en koelen Opmerking Alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ ofwel op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ en de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen en koelen of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’ staat. 11.8.65 Gecombineerd verwarmen en koelen – omschakeling verwarmen/koelen Opties: Automatisch Alleen via object...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.67 Gecombineerd verwarmen en koelen – uitgave stelgrootte verwarmen en koelen Opties: Via 1 object Via 2 objecten Via deze parameter wordt ingesteld of de stelgrootte via één of twee objecten aan de airco- aktor wordt verstuurd. Als de airco-aktor afzonderlijke stelgrootte-ingangen voor verwarmen en koelen heeft of als er afzonderlijke aktoren worden gebruikt, moet de optie ‘via 2 objecten’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.69 Instellingen gewenste waarde Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat. 11.8.70 Instellingen gewenste waarde – gewenste waarde verwarmen comfort = gewenste waarde koelen comfort Opties: Met deze parameter wordt de werkwijze van de wijziging gewenste waarde geparametreerd. –...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.72 Instellingen gewenste waarden – ingestelde temperatuur comfort verwarmen en koelen (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 10 – 40 Vastleggen van de comforttemperatuur voor verwarmen en koelen bij afwezigheid. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.76 Instellingen gewenste waarden – ingestelde temperatuur vorstbeveiliging (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 5 – 15 Gebouwbeschermingsfunctie tegen koude. Bij apparaten met display wordt deze modus aangegeven met het vorstbeveiliging-symbool. De handmatige bediening is geblokkeerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.80 Instellingen gewenste waarden – ingestelde temperatuur hittebescherming (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 27 – 45 Gebouwbeschermingsfunctie tegen hitte. Bij apparaten met display wordt deze modus aangegeven met het hittebescherming-symbool. De handmatige bediening is geblokkeerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.84 Wijziging gewenste waarde Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat. 11.8.85 Wijziging gewenste waarde – max. handmatige verhoging bij verwarming (0 - 15°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 Door deze waarde kan een beperking van de handmatige verhoging in de verwarmingsmodus worden gerealiseerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.87 Wijziging gewenste waarde – max. handmatige verhoging bij koelen (0 - 15°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 Door deze waarde kan een beperking van de handmatige verhoging in de koelmodus worden gerealiseerd. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘regelaarfunctie’ op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.90 Wijziging gewenste waarde – resetten van de handmatige verstelling bij wissel van bedrijfsmodus Opties: Als het apparaat naar een nieuwe bedrijfsmodus wisselt, wordt bij geactiveerde parameter de handmatige verstelling gewist en de geparametreerde ingestelde temperatuur van de bedrijfsmodus plus een eventuele verschuiving via het object met de ingestelde basiswaarde overgenomen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.93 Temperatuurdetectie – ingangen temperatuurdetectie Opties: Interne meting Externe meting Gewogen meting De ruimtetemperatuur kan op het apparaat gemeten of middels het communicatieobject via de bus verzonden worden. Daarnaast is er de gewogen meting waarbij tot drie temperatuurwaarden (1 x intern, 2 x extern) als gemiddelde waarde als ingangsgrootte voor de regeling dienen.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.97 Temperatuurdetectie – weging externe meting 2 (0..100%) Opties: Instelmogelijkheid tussen 0 – 15 Vastlegging van de weging van de externe meting 2 van 0 - 100 %. Moet samen met de weging van de externe meting (0..100%) resulteren in 100 %. Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘ingangen gewogen temperatuurdetectie’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.101 Temperatuurdetectie – bewakingstijd temperatuurdetectie (0 = geen bewaking) (min) Opties: Instelmogelijkheid tussen 1 – 120 Als binnen de geparametreerde tijd geen temperatuur wordt gemeten, schakelt het apparaat naar de storingsmodus. Hij stuurt een telegram via het object ‘storing werkelijke temperatuur (master)’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.104 Alarmfuncties Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat. 11.8.105 Alarmfuncties – condenswateralarm Opties: Bij gebruik van een fan-coil kan tijdens de werking condenswater ontstaan door te sterke afkoeling of een te hoge luchtvochtigheid.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.107 Alarmfuncties – temperatuur vorstalarm HVAC- en RHCC-status (°C) Opties: Instelmogelijkheden tussen 0 – 15 De objecten RHCC-statue en HVAC-status en beschikken over een vorstalarm-bit. Als de ingangstemperatuur van de regelaar daalt tot onder de hier geparametreerde temperatuur, wordt de vorstalarm-bit in de statusobjecten ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.109 Fan-coil instellingen – ventilatorstanden Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. 11.8.110 Fan-coil instellingen – ventilatorstanden – aantal ventilatorstanden Opties: 3 standen 5 standen...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.112 Fan-coil instellingen – ventilatorstanden – standenuitgave Opties: Bij handmatige bediening en automaat Alleen bij handmatige bediening Met deze parameter wordt ingesteld wanneer de ventilatorstandenwaarden worden uitgegeven: ofwel alleen bij de handmatige instelling van ventilatorstanden of ook in de automatische modus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.115 Fan-coil instellingen verwarmen Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. Bovendien moet de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘verwarmen’, ‘verwarmen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.119 Fan-coil instellingen koelen Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat, en de parameter ‘soort stelgrootte’ op ‘fan-coil’ staat. Bovendien moet de parameter ‘regelaarfunctie’ ofwel op ‘koelen, ‘koelen met extra stand’, ‘verwarmen en koelen’ of op ‘verwarmen en koelen met extra standen’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.123 Zomercompensatie Opmerking Deze parameter is alleen beschikbaar als de parameter ‘apparaatfunctie’ op ‘enkel apparaat’ of ‘masterapparaat’ staat. 11.8.124 Zomercompensatie – zomercompensatie Opties: Om energie te sparen en om het temperatuurverschil bij het betreden en verlaten van een gebouw met airconditioning binnen aangename grenzen te houden, zou in de zomer bij hoge buitentemperaturen een te sterke verlaging van de kamertemperatuur moeten worden voorkomen (zomercompensatie volgens DIN 1946).
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR Voorbeeld: Bij oplopende buitentemperatuur wordt de minimale ingestelde waarde voor koelen vanaf een buitentemperatuur van 21 °C verhoogd. Bij 30 °C buitentemperatuur ligt de minimale ingestelde temperatuur voor koelen bij 25,1 °C, bij 31 °C buitentemperatuur bij 25,5 °C, bij 32 °C buitentemperatuur bij 26 °C, bij 33 °C buitentemperatuur bij 27 °C.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘Object-RTR 11.8.127 Zomercompensatie – (hoogste) eindtemperatuur voor zomercompensatie (°C) Opties: Instelmogelijkheid tussen -127 – + 127 Met de parameter wordt een waarde vastgelegd voor de hoogste buitentemperatuurwaarde, vanaf welke de instelwaardecorrectie (zomercompensatie) op grond van een te hoge buitentemperatuur wordt uitgevoerd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘IR-functies (wit)’ 11.9 Applicatie ‘IR-functies (wit)’ 11.9.1 Toets 1 – 5 (links/rechts) / memotoets M1/M2 De premiumvarianten en de Busch-Wächter® Sky KNX hebben een sensor voor het ontvangen van infrarood-signalen. Daardoor kan bijvoorbeeld de IR-handzender 6010-25 worden gebruikt. Voor de bediening zijn twee kanalen beschikbaar, die op de zender kunnen worden gekozen: het blauwe en witte kanaal.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘logicafuncties’ 11.11 Applicatie ‘logicafuncties’ 11.11.1 Kanaal 1 – 5 Verschillende logicafuncties kunnen worden toegewezen aan de kanalen Opties (applicatie): Inactief Logische poort Poort Vertraging Trappenhuisverlichting – Inactief: geen logicafunctie toegewezen. – Logische poort: objectenlogica Objectnaam Gegevenstype Flags Uitgang (1 bit) 1 bit EIS1 / DPT 1.001 Uitgang (1 byte) 1 byte EIS14 / DPT 5.010...
Pagina 168
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Applicatie ‘logicafuncties’ – Poort: Met de applicatie ‘Poort’ kunnen bepaalde signalen worden gefilterd en kan de signaalstroom tijdelijk geblokkeerd worden. De functie heeft drie communicatie-objecten: ‘Stuuringang’, ‘Ingang’ en ‘Uitgang’. Het ingangs- resp. uitgangsobject kan verschillende groottes aannemen. Met de instelling ‘niet toegewezen’ kan de bitgrootte vrij worden toegekend. Dat betekent, dat het/de eerste interne of externe groepsadres/actie, dat/die wordt toegewezen en al aan een willekeurig ander communicatie-object gekoppeld is, de grootte bepaalt.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – slave 11.13 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – slave 11.13.1 Px: vrijgave beweging Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1 | 19 | 37 | Px: vrijgave beweging 1.001 switch De melder kan via het object worden geblokkeerd of vrijgegeven. De vrijgave heeft voorrang boven alle overige objecten.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – slave 11.13.6 Px: helderheidsdrempel intern Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 8 | 26 | 44 | Px: helderheidsdrempel intern 9.* 2-byte float value Via dit object kan de interne helderheidsdrempel worden aangepast. Wanneer deze nieuwe waarde niet bij iedere download moet worden overschreven, moet dit in de parameter ‘instelling bij download overschrijven’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – bewaking 11.14 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – bewaking 11.14.1 Px: vrijgave beweging Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1 | 19 | 37 | Px: vrijgave beweging Ingang 1.001 switch De melder kan via het object worden geblokkeerd of vrijgegeven. De vrijgave heeft voorrang boven alle overige objecten.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtschakelaar 11.15 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtschakelaar 11.15.1 P1: uitgang 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype P1: uitgang 1 1.001 switch 5.001 percentage (0..100%) 5.010 counter pulses (0..255) 18.001 scene control 20.102 HAVC mode 9.* 2-byte float value Via de uitgang wordt bij beweging de geparametreerde waarde bij het over- of onderschrijden van de geparametreerde helderheidsdrempel incl.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtschakelaar 11.15.4 Px: slave Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Px: slave 1.001 switch Via het object kan door een andere bewegings- of aanwezigheidsmelder uit de constantlichtschakelaar met een 1 worden ingeschakeld. 11.15.5 Px: externe helderheid Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtschakelaar 11.15.9 Px: helderheidsdrempel opslaan Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Px: helderheidsdrempel opslaan 1.001 switch Als men naar dit communicatieobject de waarde = 1 stuurt, wordt de actueel gemeten helderheidswaarde als nieuwe schakeldrempel van de regeling opgeslagen. 11.15.10 Px: werkelijke helderheid Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtregelaar 11.16 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtregelaar 11.16.1 Px: uitgang 1 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1 | 19 Px: uitgang 1 Uitgang 5.001 percentage (0..100%) 5.010 counter pulses (0..255) Via de uitgang wordt de bijbehorende regelwaarde naar de aktor gezonden. Als uitgang 2 actief is, moet uitgang 1 de lichtlijn met de grootste afstand tot het raam aansturen en uitgang 2 de lichtlijn met de kleinste afstand tot het raam.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtregelaar 11.16.6 Px: slave Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 6 | 24 Px: slave Ingang 1.001 switch Via het object kan door een andere bewegings- of aanwezigheidsmelder uit de constantlichtregelaar met een 1 worden ingeschakeld. 11.16.7 Px: externe helderheid Nummer Naam Objectfunctie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtregelaar 11.16.11 Px: gewenste helderheidswaarde opslaan Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Px: gewenste helderheidswaarde 12 | 30 Ingang 1.001 switch opslaan Via de communicatieobjecten automatisch / handmatig uit, relatief dimmen (dimmer) en/of waarde (dimmer) wordt met een bedieningselement de gewenste helderheidswaarde ingesteld. Als de luxmeter bijvoorbeeld de waarde 500 lx aangeeft, dan wordt deze helderheidswaarde met zender van een 1 op dit communicatieobject opgeslagen als nieuwe gewenste waarde van de regeling.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – constantlichtregelaar 11.16.15 Px: nalooptijd gereduceerde helderheid Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Px: nalooptijd gereduceerde 16 | 34 Ingang 7.005 time (s) helderheid Als na afloop van de nalooptijd geen beweging herkend wordt, schakelt de functie naar de geparametreerde gereduceerde nalooptijd en schakelt daarna bijvoorbeeld uit.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – HVAC 11.17 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – HVAC 11.17.1 P3: HVAC Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype P3: HVAC Uitgang 1.001 switch 5.001 percentage (0..100%) 5.010 counter pulses (0..255) 18.001 scene control 20.102 HAVC mode 9.* 2-byte float value Via de uitgang wordt bij beweging en aflopen van de inschakelvertraging de waarde voor inschakelen aan de aktor verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – HVAC 11.17.5 P3: inschakelvertraging Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype P3: inschakelvertraging Ingang 7.005 time (s) De inschakelvertraging kan via dit object door een ander bedieningselement op ieder moment zonder hulp van de ETS opnieuw worden geparametreerd. Wanneer deze nieuwe waarde niet bij iedere download moet worden overschreven, moet dit in de parameter ‘instelling bij download overschrijven’...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – lichtsterktedetectie 11.18 Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – lichtsterktedetectie 11.18.1 BR: helderheid Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype BR: helderheid Uitgang 9.* 2-byte float value Dit object stuurt de via de daglichtcorrectie gekalibreerde helderheidswaarde. 11.18.2 BR: alarm Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype BR: alarm...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – aanwezigheidsmelder – lichtsterktedetectie 11.18.4 BR: externe helderheid 2 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype BR: externe helderheid 2 Ingang 9.* 2-byte float value Via het object is het mogelijk een externe waarde van een andere helderheidssensor te combineren met de interne helderheid. 11.18.5 BR: helderheidaanpassing (daglicht) Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19 Communicatieobjecten – object KT 11.19.1 Stelgrootte verwarmen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Stelgrootte verwarmen Uitgang 1. Schakelen (stelgrootte verwarmen/koelen) 2. Procent (0..100%) Beschrijving 1. Met het object wordt een schakelende ventielklep bediend, bijvoorbeeld een thermo- elektrische ventielklep die door een schakel-/verwarmingsaktor wordt aangestuurd.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.4 Extra stand koelen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Extra stand koelen Uitgang 1. Schakelen 2. Procent (0..100%) Beschrijving 1. Met het object wordt een schakelende ventielklep bediend, bijvoorbeeld een thermo- elektrische ventielklep die door een schakel-/verwarmingsaktor wordt aangestuurd. 2.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.6 Werkelijke temperatuur Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 2-byte 1. Werkelijke temperatuur Uitgang zwevendekommawaar 2. Werkelijke temperatuur 2-byte gewogen zwevendekommawaar 1. Het object geeft de met de vergelijkingswaarde aangepaste, gemeten (ruimte-)temperatuur uit. 2. Het object geeft de temperatuurwaarde uit die uit de detectie en weging van interne en tot twee externe temperaturen wordt berekend.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.9 Storing werkelijke temperatuur Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Storing werkelijke temperatuur Uitgang Schakelen 2. Storing werkelijke temperatuur Uitgang Schakelen (master) 3. Storing werkelijke temperatuur Uitgang Schakelen (slave) Als één van de geparametreerde ingangstemperaturen langer dan de bewakingstijd niet beschikbaar zijn, wisselt de regelaar naar de storingsmodus.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.12 Bedrijfsmodus Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Bedrijfsmodus In-/uitgang HVAC-modus 2. Bedrijfsmodus (master) In-/uitgang HVAC-modus 3. Bedrijfsmodus (slave) In-/uitgang HVAC-modus Het object ‘bedrijfsmodus’ ontvangt de in te stellen bedrijfsmodus als 1-byte-waarde. Daarbij betekent de waarde 1 ‘comfort’, de waarde 2 ‘stand-by’, de waarde 3 ‘economy’ en de waarde 4 ‘vorst-/hittebeveiliging’.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.14 Raamcontact Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Raamcontact Ingang Schakelen 2. Raamcontact (master/slave) Ingang Schakelen Het object signaleert met de waarde 1 aan de regelaar dat een raam geopend is. Als er geen ander object met een hogere prioriteit aanwezig is, wordt met de melding ‘raamcontact’ de regelaar op de gewenste waarde vorst-/hittebeveiliging ingesteld.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.17 Status koelen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Status koelen Uitgang Schakelen De kamerthermostaat stuurt via het object ‘status koelen een AAN-telegram op het moment dat hij zich in de actieve koelmodus bevindt. Als de regeling zich in de inactieve zone tussen verwarmen en koelen bevindt of in de verwarmingsmodus, stuurt de kamerthermostaat een UIT-telegram naar het ‘status koelen’-object.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.20 Fan-coil handmatig Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Fan-coil handmatig Uitgang Schakelen 2. Fan-coil handmatig (master) Uitgang Schakelen 3. Fan-coil handmatig (slave) Uitgang Schakelen Door het 1-bit-communicatieobject kan een fan-coil-aktor in de handmatige of terug in de automatische ventilatormodus worden gezet.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.22 Status fan-coil stand Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 2-byte Status fan-coil stand In-/uitgang zwevendekommawaarde Via het object ‘status fac-coil stand’ ontvangt de kamerthermostaat de ventilatorstand die de fan-coil-aktor op dat moment uitvoert. 11.19.23 Ventilatorstand 1 Nummer Naam Objectfunctie...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.27 Ventilatorstand 5 Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Ventilatorstand 5 Uitgang Schakelen Via het 1-bit communicatieobject wordt de actieve toestand (1) van de ventilatorstand uitgegeven, de andere ventilatorstanden zijn afhankelijk van de parametrering gedeactiveerd (0). Als de ventilatorstand inactief is, bevindt zich de waarde (0) op het object. 11.19.28 Ingestelde basiswaarde Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.31 Condenswateralarm Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Condenswateralarm Ingang Schakelen 2. Condenswateralarm Ingang Schakelen (master/slave) Via het 1-bit communicatieobject wordt de regelaar in de condenswater-alarmmodus gezet. Daarmee wordt de actuele ingestelde waarde op de gewenste waarde van de hittebescherming ingesteld, zodat een beschadiging van de bouwsubstantie door overlopen van de condensaat- opvangbak wordt vermeden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.34 Gewenste waarde bereikt Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype Gewenste waarde bereikt Uitgang Schakelen Via het 1-bit-communicatieobject wordt door de waarde (1) het bereiken van het op het apparaat ingestelde gewenste waarde in comfortbedrijf als informatie op de KNX-bus verzonden.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.37 Aan/uit vraag Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1 Aan/uit vraag (master) Ingang Schakelen 2. Aan/uit vraag (slave) Ingang Schakelen Het 1-bit communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 11.19.38 Indicatie gewenste waarde Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.42 Ventilatorstand handm. opvragen Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Ventilatorstand handm. opvragen (master) Ingang Schakelen 2. Ventilatorstand handm. opvragen (slave) Ingang Schakelen Het 1-bit communicatieobject moet met het bijbehorende slave-communicatieobject voor de synchronisatie van de apparaten in master-/slavebedrijf worden verbonden. 11.19.43 Ventilatorstand opvragen Nummer Naam...
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – object KT 11.19.46 Regelaarstatus HVAC Nummer Naam Objectfunctie Gegevenstype 1. Regelaarstatus HVAC Uitgang Procent (0..100%) 2. Regelaarstatus HVAC (master) Uitgang Procent (0..100%) 3. Regelaarstatus HVAC (slave) Uitgang Procent (0..100%) Het communicatieobject geeft het actuele bedrijf, de bedrijfsmodus verwarmen/koelen, de actieve/inactieve modus, het vorstalarm en het dauwpuntalarm volgens specificatie voor de HVAC (Heating Ventilation Air Conditioning)-status uit.
Applicatie-/parameterbeschrijvingen Communicatieobjecten – logicafuncties 11.20.4 Trappenhuisverlichting Objecten trappenhuisverlichting Objectnaam Gegevenstype Flags Ingang (1 bit) 1 bit EIS1 / DPT 1.001 K, S Ingang (1 byte) 1 bit EIS14 / DPT 5.010 K, S Ingang_uitgang (1 bit) 1 bit EIS1 / DPT 1.001 K, S, Ü...
Pagina 202
Een onderneming van de ABB- Opmerking groep Wij behouden ons te allen tijde het recht voor technische wijzigingen en Busch-Jaeger Elektro GmbH wijzigingen van de inhoud van dit Postbus document aan te brengen zonder 6710 BC Ede voorafgaande melding. Bij bestellingen gelden de...