6.2
Interferentiebronnen
De aanwezigheidsmelder detecteert de beweging van warmtebronnen. Wanneer zich in de
directe omgeving een externe warmtebron bevindt, kan dit leiden tot onjuiste schakelingen. Bij
interferentiebronnen moet een onderscheid worden gemaakt tussen externe warmtebronnen en
beperkte zichtverhoudingen.
KNX Technisch handboek 2CKA002273B8668 │ 23.02.2017
Beperkt zich van het apparaat
Het detectiebereik van het apparaat kan door
verschillende voorwerpen worden bedekt, bijvoorbeeld:
lichtstroken die lager als het apparaat aangebracht
■
zijn,
grote planten,
■
stelwanden,
■
glasplaten.
■
Externe warmtebronnen
Ook snelle temperatuurveranderingen in de omgeving
van het apparaat kunnen leiden tot ongewenste
schakelingen, zoals
extra ventilator
■
in-/uitschakelen van lampen die zich in de directe
■
omgeving (< 1,5 m) van het apparaat bevinden,
voornamelijk gloei- en halogeenlampen
bewegende machines, printers e.d.
■
Warmtebronnen zonder storende invloed
Als de temperatuur slechts langzaam verandert, is dat
niet van invloed op het schakelgedrag van het apparaat,
bijvoorbeeld bij:
radiatoren (afstand > 1,5 m)
■
door de zon verwarmde oppervlakken
■
automatiseringsinstallaties (computers,
■
beeldschermen)
ventilatieapparatuur als de warme lucht niet direct in
■
het detectiebereik van het apparaat stroomt
Monteren
│44