7
Inbedrijfname
Opmerking
De apparaten vormen een product in het KNX-systeem en voldoen aan de KNX-
richtlijnen. Gedetailleerde vakkennis door KNX-scholingen wordt verondersteld.
7.1
Hardware
Opmerking
Lees de montageaanwijzingen in hoofdstuk 6.
Het detectiebereik kan bovendien worden aangepast via vier afzonderlijk uitschakelbare
sectoren (met parametrering).
Opmerking
Het apparaat heeft uiterst gevoelige sensoren en lenssystemen.
■
7.2
Software
Om het apparaat in bedrijf te kunnen nemen, moet een fysiek adres worden toegewezen. Het
toewijzen van een fysiek adres en het instellen van de parameters gebeurt met de
ingebruiknamesoftware ETS (vanaf versie ETS 3.0 f/Power Tool; ETS 4/Power Tool met native
applicatie; ETS 5/ alleen native applicatie).
7.2.1
Voorbereidende stappen
1. Sluit via de KNX-interface, bijvoorbeeld de inbedrijfname-interface/-adapter 6149/21, een pc
aan op de KNX-buslijn. Op de pc moet de ingebruiknamesoftware ETS (vanaf versie
ETS 3.0 f/Power Tool; ETS 4/Power Tool met native applicatie; ETS 5/ alleen native
applicatie) geïnstalleerd zijn.
2. Schakel de busspanning in.
KNX Technisch handboek 2CKA002273B8668 │ 23.02.2017
Lenssegmenten niet afdekken of afplakken, omdat anders de werking van
het apparaat wordt gestoord.
Inbedrijfname
│55