11.3.21 Uitgebreide parameterinstellingen – object voor nalooptijd gered. helderheid gebruiken
Opties:
–
nee: de nalooptijd kan alleen via de parameterinstelling 'nalooptijd gereduceerde helderheid'
worden gewijzigd.
–
ja: er is een afzonderlijk 2-byte-object 'nalooptijd gereduceerde helderheid (ingang)',
waarmee men de nalooptijd voor de gereduceerde helderheid van de melder kan wijzigen.
De tijd wordt ingevoerd in seconden. Een nalooptijd van 4 minuten heeft daarmee
bijvoorbeeld een waarde van 240 seconden.
Opmerking
De waarde die men kan zenden liggen tussen 10 en 65535 seconden. Als een
te hoge of te lage waarde verzonden wordt, wordt deze waarde automatisch aan
de grenswaarde aangepast:
–
–
11.3.22 Uitgebreide parameterinstellingen – object voor testmodus gebruiken
Opties:
–
nee: het is niet mogelijk om de meldeer in een testmodus te zetten om het detectiebereik te
testen.
–
ja: er is een afzonderlijk 1-bit-object 'testmodus activeren (ingang)', waarmee men de
testmodus met een 1 kan activeren. De functie wordt weer teruggezet door de ontvangst
van een 0 op dit object of automatisch na 10 minuten. Tijdens de testmodus fungeert de led
als bewegingsdetectie-indicatie.
11.3.23 Uitgebreide parameterinstellingen – object voor aktorstatus gebruiken
Opties:
–
nee: Er is geen afzonderlijke object 'aktorstatus' om deze met de status van een aktor te
verbinden.
–
ja: een 1-bit-communicatieobject 'aktorstatus (ingang)' wordt vrijgegeven. Deze wordt met
de status van bijvoorbeeld een schakelaktor verbonden. Als deze aktor via een centraal
commando uitgeschakeld wordt, wordt dit aan de melder gemeld zodat deze meteen na de
dode tijd weer gereed is voor inschakelen.
KNX Technisch handboek 2CKA002273B8668 │ 23.02.2017
Nee
Ja
waarde < 10 -> waarde = 10
waarde > 65535->waarde = 65535
Nee
Ja
Nee
Ja
Applicatie-/parameterbeschrijvingen
Applicatie 'melder'
│72