3: Het apparaat bedienen
Statusgebied
Het statusgebied bevat cruciale informatie over het apparaat en patiëntgegevens (zie
Afbeelding 27
Type patiënt
Gewicht
De patiëntgegevens omvatten het volgende:
•
•
•
•
•
De apparaatgegevens omvatten onder meer:
•
•
•
Afbeelding 28
30
Statusgebied
Naam
Pacingstatus
patiënt/ID
Gebied voor fysiologische
alarmen
Naam/ID – als deze wordt ingevoerd, wordt afhankelijk van de huidige configuratie de
patiëntnaam, patiënt-ID of niets weergegeven. Zie
pagina 152.
Datum en tijd – de actuele datum en tijd.
Pacingstatus – intern gepacet of niet gepacet. Als er geen pacingstatus is geselecteerd, blijft
dit gegeven leeg. (Deze informatie wordt niet weergegeven in de modi Pacemaker en AED.)
Voorvaltimer – de tijd die is verstreken sinds het begin van het patiëntvoorval, in
uren:minuten:seconden.
Patiëntcategorie en gewicht – volwassene (≥ 25 kg) of kind (< 25 kg). De achtergrondkleur
verandert conform de geselecteerde patiëntcategorie voor volwassenen (oranje) en
baby's/kinderen (blauw).
Indicator klinische alarmen - de status van algemene alarmen. Als de alarmen zijn
ingeschakeld en de audio niet is gepauzeerd, is de indicator blanco. Zijn de alarmen
uitgeschakeld, dan worden op de indicator het bericht
Alarmen uit
weergegeven.
Technische alarmen - technische alarmen die geen verband houden met de batterij of
pacingtherapie, worden weergegeven in het gebied voor technische alarmen. Een driehoek
geeft aan dat er meerdere alarmen actief zijn; deze worden afwisselend op het scherm
weergegeven.
Batterijstatus – als er een batterij is geplaatst, geeft het batterijpictogram de resterende
batterijcapaciteit aan. Zie
Batterijstatus
Geen
Batterij
batterij
bijna leeg*
resterend
* - Zie
"Batterij bijna leeg"
Voorvaltimer
Gebied voor technische
alarmen
Afbeelding
28.
< 40%
≥ 40%- < 65%
resterend
op pagina 27.
Afbeelding
Datum
Batterijstatus
en tijd
Indicator meerdere actieve
technische alarmen
Tabel 32 "Algemene instellingen"
en het pictogram
≥ 65%- < 90%
≥ 90%
resterend
resterend
Het scherm
27).
op