13: Gegevensbeheer
Tabel 29
Voorvalinformatie
Vastgelegd voorval
Spanningsgerelateerde voorvallen
Modus- en energieposities
(waarde)
Patiëntgegevens
of
,
,
Batterijstatus
Elektroden/paddles/afleidingen
134
Vastgelegd na eerste inschakeling van het apparaat.
Vastgelegd wanneer apparaat is ingeschakeld na korter dan 10 seconden te zijn
uitgeschakeld.
Vastgelegd wanneer therapieknop in de stand Uit is gedraaid.
Vastgelegd wanneer een kritisch apparaatdefect is gemeld.
Vastgelegd wanneer spanning buiten bereik wordt gedetecteerd.
Vastgelegd wanneer apparaat bepaalt dat een of meer subsystemen niet naar behoren
functioneren.
Vastgelegd wanneer apparaat niet kan bepalen wanneer laatste automatische test is
uitgevoerd.
Vastgelegd wanneer stroomvoorziening niet beschikbaar was (gedurende een week of
meer) om geplande automatische test uit te voeren.
Vastgelegd tijdens de RFU-test (Ready for Use, gebruiksklaar) als de batterij het
apparaat niet van voldoende voeding kan voorzien.
Vastgelegd bij het begin van een voorval en bij verandering van modus of
geselecteerde energie.
Vastgelegd bij het verlaten van een klinische modus.
Vastgelegd wanneer de patiëntcategorie wordt ingesteld of veranderd.
Vastgelegd wanneer de interne pacingstatus wordt ingesteld of veranderd.
Vastgelegd wanneer batterij bijna leeg is.
Vastgelegd wanneer u aan het pacen bent en de batterij bijna leeg is.
Vastgelegd wanneer gewaarschuwd wordt dat uitschakeling aanstaande is.
Vastgelegd wanneer gewaarschuwd wordt dat apparaat wordt uitgeschakeld.
Vastgelegd wanneer de batterijlading goed is.
Vastgelegd wanneer er geen batterij is.
Vastgelegd wanneer de communicatie met de batterij is mislukt.
Vastgelegd wanneer het einde van de gebruiksduur van de batterij is bereikt.
Frequentie
Overzicht voorvallen