8: Pacing
Pacing-weergave
De Pacing-weergave wordt geactiveerd wanneer de therapieknop op Pacemaker wordt gezet.
Deze weergave is voorzien van een statusbalk, die in curvesector 3 van het scherm verschijnt
(zie
Afbeelding
Pacing-weergave onder andere:
•
Pacingmarkeringen: elke keer als er een pacepuls is afgegeven, wordt dit aangeduid met een
markering in curvesector 1 (en in curvesector 2 als het een cascading curve betreft).
•
R-toppijlen: bij pacingtherapie in de modus Vragen worden R-toppijlen weergegeven in
curvesector 1 (en in curvesector 2 als het een cascading curve betreft). R-toppijlen worden niet
weergegeven bij gepacete slagen.
•
Pacingstatus: de huidige pacingstatus.
•
•
•
•
Pacingalarm: als er tijdens pacingtherapie een pacingalarm wordt afgegeven, wordt de huidige
pacingstatus vervangen door een alarmmelding. Zie
•
Pacingmodus: hier wordt aangegeven of het apparaat is ingesteld op de pacingmodus
Vragen of Vast.
•
Pacingfrequentie: de huidige pacingfrequentie, met vermelding van de meeteenheid.
•
Pacingoutput: de huidige output, met vermelding van de meeteenheid.
•
Alarmen: de alarmen zijn standaard ingeschakeld.
Afbeelding 53
Pacemakerweergave
Pacingmar-
keringen
Pacemaker-
balk: modus,
status,
alarmen
Toets voor pacingstatus: druk op
om het pacen te onderbreken en druk op
om het pacen te starten of te hervatten
94
53). De interne pacingstatus van de patiënt wordt niet weergegeven. U ziet in de
Als pacing is geactiveerd, wordt
netstroom.
Als het apparaat op de batterij werkt, wordt
Als pacing niet is geactiveerd, wordt
weergegeven als het apparaat wordt gevoed door
"Pacingalarmen"
Pacingfrequentie
Toets voor pacemakerinstellingen: druk op
om het menu voor het aanpassen van de
pacingfrequentie en de -output weer te geven.
Pacing-weergave
weergegeven.
weergegeven.
op pagina 99.
Pacingoutput
R-toppijlen