Geavanceerde HemoSphere -monitor
Navigeren van de geavanceerde HemoSphere-monitor
Statusbalkberichten. Wanneer er zich een situatie met een fout, melding of alarm voordoet, wordt het
corresponderende bericht op de statusbalk weergegeven totdat de situatie is opgelost. Als er zich meer
dan één fout, melding of alarm tegelijk voordoet, worden de corresponderende berichten om de twee
seconden afgewisseld.
Wanneer er zich een situatie met een fout voordoet, worden de berekeningen van parameters gestopt en
wordt op elke betrokken parametertegel de laatste waarde van de parameter weergegeven en de laatste
tijd en datum waarop die waarde was berekend.
Interval voor continue verandering. Deze indicator geeft de procentuele of absolute waarde van de
verandering weer, gevolgd door de tijdsperiode waarover de waarde is veranderd. Zie Tijdsintervallen/
middeling op pagina 130 voor configuratieopties.
Indicator SVV-filtering overschreden. Het indicatorsymbool voor overschrijding SVV-filtering
verschijnt op de SVV-parametertegel als er grote verschillen in de pulsfrequentie worden gedetecteerd,
die van invloed kunnen zijn op de SVV-waarde.
SQI-balk. De SQI-balk
is een weerspiegeling van de signaalkwaliteit tijdens oximetriebewaking of
niet-invasieve bewaking. De signaalkwaliteit is gebaseerd op de conditie van de katheter en de
positionering ervan in het bloedvat voor intravasculaireoximetrie of de weefseloxygenatie-index op basis
van nabij-infrarood spectroscopie voor weefseloximetrie. Zie Tabel 12-3 op pagina 206 voor de niveaus
van de oxymetrie-indicator. Voor niet-invasieve cuffbewaking is de SQI gebaseerd op de kwaliteit van het
drukgolfvormsignaal van de plethysmograafsensor van de vingermanchet. Voor niet-invasieve SQI -
niveaus, zie Tabel 11-1 op pagina 197.
Statusindicatoren doelwaarde. De indicator in de vorm van het gekleurde kader van elke bewakingstegel
geeft de klinische status van de patiënt aan. Zie Tabel 7-2 op pagina 138 voor een overzicht van de
indicatorkleuren en hun klinische indicaties.
Opmerking
™
Bij gebruik van de parameter Acumen
Hypotension Prediction Index, HPI, wijken de
patiëntstatusindicatoren af van wat hier wordt beschreven. Raadpleeg Softwarefunctie Acumen
Hypotension Prediction Index (HPI) op pagina 231 voor de indicatoren van de status van de patiënt die
™
bij gebruik van de functie Acumen
Hypotension Prediction Index beschikbaar zijn.
5.3.2 Hoofdbewakingsweergave
De hoofdbewakingsweergave is een combinatie van de trendgrafiekbewakingsweergave (zie
Bewakingsscherm met trendgrafieken op pagina 93) en een halfronde variatie van de
cockpitbewakingsweergave (zie Cockpitscherm op pagina 101). Onderaan de hoofdbewakingsweergave
wordt een gebied met halfronde cockpitmeters weergegeven. Raadpleeg Afbeelding 5-6 op pagina 93.
Er kunnen op de parametermeters onderaan de hoofdbewakingsweergave, naast de hoofdparameters
die worden bewaakt via de trendgrafieken en parametertegels op het scherm, nog vier extra
hoofdparameters worden weergegeven. Er kunnen in de hoofdbewakingsweergave maximaal acht
hoofdparameters worden weergegeven. Een hoofdparameter kan op het scherm worden verplaatst door
een vinger op de corresponderende parametertegel of parametermeter te houden en die dan met slepen
en neerzetten naar de gewenste plaats te verplaatsen.
92