Geavanceerde HemoSphere -monitor
bewakingsplatform. Door het aansluiten van externe apparatuur of het configureren van het systeem
op een manier die niet in deze handleiding wordt beschreven, wordt niet aan deze norm voldaan. Als
het hulpmiddel niet volgens de instructies wordt gebruikt, kan dit het risico op elektrische schokken
voor de patiënt of bediener verhogen. (hoofdstuk 9)
•
Het product mag op geen enkele wijze worden gewijzigd, gerepareerd of aangepast. Reparaties,
aanpassingen of wijzigingen kunnen de veiligheid van de patiënt of bediener in gevaar brengen
en/of een negatief effect hebben op de werking van het product. (hoofdstuk 9)
•
CO-bewaking moet altijd worden gestaakt wanneer de bloedstroming rond het thermische filament is
gestopt. Klinische situaties waarin de CO-bewaking moet worden gestaakt omvatten, maar zijn niet
beperkt tot:
•
perioden waarin een patiënt een cardiopulmonale bypass ondergaat;
•
gedeeltelijke terugtrekking van de katheter zodat de thermistor zich niet in de longslagader
bevindt;
•
het verwijderen van de katheter uit de patiënt.
(hoofdstuk 9)
•
PATIËNTEN MET EEN PACEMAKER – (hart)slagmeters kunnen het tempo van de pacemaker
blijven tellen tijdens het optreden van een hartstilstand of bepaalde aritmieën. Vertrouw niet alleen
op de weergegeven hartslag. Houd patiënten met een pacemaker goed in de gaten. Raadpleeg
Tabel A-5 op pagina 312 voor informatie over de capaciteit voor het afwijzen van pacemakerpulsen
van dit instrument. (hoofdstuk 9)
•
Het HemoSphere geavanceerd bewakingsplatform moet in de volgende omstandigheden niet
gebruikt worden voor het meten van de hartslag en parameters die van de hartslag kunnen worden
afgeleid bij patiënten die interne of externe ondersteuning nodig hebben door stimulatie:
•
De synchronisatie-uitvoer van de pacerpuls van de bedmonitor bevat de pacerpuls, maar de
kenmerken vallen buiten de mogelijkheden voor het afwijzen van pacemakerpulsen die zijn
gespecificeerd in tabel A-5.
•
De kenmerken van de synchronisatie-uitgang van de pacerpuls van de bedmonitor kunnen niet
worden vastgesteld.
(hoofdstuk 9)
•
Let op mogelijke discrepanties in de hartslag (HR
weergave van de ECG-golfvorm wanneer u afgeleide parameters interpreteert, zoals SV, EDV,
RVEF en gerelateerde indexparameters. (hoofdstuk 9)
•
FloTrac, Acumen IQ -sensoren, TruWave -transducers of -katheters mogen niet opnieuw worden
gesteriliseerd of worden hergebruikt; raadpleeg de "gebruiksaanwijzing" van de katheter.
(hoofdstuk 10)
•
Gebruik FloTrac, Acumen IQ -sensoren, TruWave -transducers of -katheters die nat of beschadigd
zijn of waarvan de elektrische contactpunten blootliggen niet. (hoofdstuk 10)
•
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing die bij elk accessoire is geleverd voor specifieke instructies voor
het plaatsen en gebruiken ervan en voor WAARSCHUWINGEN, AANDACHTSPUNTEN en
specificaties. (hoofdstuk 10)
•
Wanneer de drukkabel niet wordt gebruikt, moet de blootliggende kabelconnector worden
afgeschermd tegen vloeistoffen. Vocht in de connector kan resulteren in storing in de kabel of
onnauwkeurige drukmetingen. (hoofdstuk 10)
•
Naleving van IEC 60601-1 is alleen gewaarborgd als de HemoSphere -drukkabel (accessoire voor
toegepast onderdeel, defibrillatiebestendig) is aangesloten op een compatibel bewakingsplatform.
Door het aansluiten van externe apparatuur of het configureren van het systeem op een manier die
niet in deze handleiding wordt beschreven, wordt niet aan deze norm voldaan. Als het hulpmiddel
niet volgens de instructies wordt gebruikt, kan dit het risico op elektrische schokken voor de patiënt
of bediener verhogen. (hoofdstuk 10)
•
Gebruik het geavanceerde HemoSphere -bewakingsplatform niet als pulsfrequentie- of
bloeddrukmonitor. (hoofdstuk 10)
) met de HR van de patiëntenmonitor en de
gm
42
Veiligheid en symbolen