Alarm-, fout- en systeemmeldingen
20.6 PLC- en NC-variabelen
20.6.2
Schermen opslaan en laden
U heeft de mogelijkheid om de configuraties van variabelen die in het venster "NC/PLC-
variabelen" zijn gemaakt, in een scherm op te slaan dat u op een later tijdstip opnieuw kunt
laden.
Scherm bewerken
Wanneer u een geladen scherm wijzigt, dan wordt dit weergegeven door een * achter de
schermnaam.
De naam van een scherm blijft in de weergave behouden na het uitschakelen.
Procedure
464
Voorbeelden
DB97.DBX2.5
Resultaat: DB97.DBX2.6
$AA_IM[1]
Resultaat: $AA_IM[2]
MB201
Resultaat: MB200
/Channel/Parameter/R[u1,3]
Resultaat: /Channel/Parameter/R[u1,2]
1.
U heeft in het venster "NC/PLC-variabelen" voor de gewenste variabelen
waarden ingevoerd.
2.
Druk op de softkey ">>".
3.
Druk op de softkey "Scherm opslaan".
Het venster "Scherm opslaan: opslagplaats selecteren" wordt geopend.
4.
Plaats de cursor op de map met sjablonen voor variabelenschermen
waarin u het huidige scherm wilt opslaan en druk op de softkey "OK".
Het venster "Scherm opslaan: naam" wordt geopend.
5.
Voer de gewenste bestandsnaam in en druk op de softkey "OK".
Een melding in de statusbalk geeft aan dat het scherm in de opgegeven
map werd opgeslagen.
Wanneer al een bestand met dezelfde naam bestaat, dan verschijnt er
een melding.
Bedieningshandboek, 08/2018, 6FC5398-6AP41-0JA0
Universal