Werkstuk bewerken
6.1
Bewerking starten en stoppen
Bij het uitvoeren van een programma wordt het werkstuk volgens de programmering aan de
machine bewerkt. Na het starten van het programma in automatische modus wordt het
bewerken van het werkstuk vervolgens automatisch uitgevoerd.
Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarden moet voor het uitvoeren van een programma zijn voldaan:
● Het meetsysteem van de besturing is gereferentieerd aan de machine.
● Noodzakelijke gereedschapscorrecties en nulpuntverschuivingen zijn ingevoerd.
● Noodzakelijke veiligheidsvergrendelingen van de machinefabrikant zijn geactiveerd.
Algemene procedure
Opmerking
Het programma in om het even welk bedieningsbereik starten
Als de besturing zich in bedrijfsmodus "AUTO" bevindt, dan kan het geselecteerde programma
ook starten als u zich in een willekeurig bedieningsbereik bevindt.
Universal
Bedieningshandboek, 08/2018, 6FC5398-6AP41-0JA0
1.
Selecteer in de programma-manager het gewenste programma.
2.
Selecteer onder "NC", "Pl. drive", "USB" of ingestelde netwerkdrives het
gewenste programma.
3.
Druk op de softkey "Selecteren".
Het programma wordt voor uitvoering geselecteerd en automatisch in
bedieningsbereik "Machine" omgeschakeld.
4.
Druk op de toets <CYCLE START>.
Het programma wordt gestart en uitgevoerd.
6
123