Werkstuk bewerken
6.7 Bewerking op bepaalde plaats starten
Voorwaarde
Het programma is geselecteerd en de besturing bevindt zich in resettoestand.
Invoerscherm
Elke regel verwijst naar een programmaniveau. Het aantal niveaus dat effectief in het
programma beschikbaar is, komt overeen met de nestdiepte van het programma.
Het eerste niveau komt steeds overeen met het hoofdprogramma; alle andere niveaus komen
overeen met subprogramma's.
Afhankelijk van in welk programmaniveau zich het doel bevindt, moet u in de overeenkomstige
regel van het venster het doel invoeren.
Wanneer het doel zich bijvoorbeeld in een subprogramma bevindt dat rechtstreeks wordt
opgeroepen door het hoofdprogramma, dan moet u het doel invoeren in het tweede
programmaniveau.
Het doel moet steeds ondubbelzinnig worden aangegeven. Dit betekent bijvoorbeeld dat u
extra in het eerste programmaniveau (hoofdprogramma) een doel moet aangeven wanneer
het subprogramma in het hoofdprogramma op 2 verschillende plaatsen wordt opgeroepen.
Procedure
Opmerking
Onderbrekingslocatie
U kunt in de zoekweergavemodus de onderbrekingslocatie laden.
140
1.
Druk op de softkey "Blok zoeken"
2.
Druk op de softkey "Zoekweergave".
3.
Voer het volledige pad van het programma en eventueel ook van de sub‐
programma's in de invoervelden in.
4.
Druk op de softkey "Zoekfunctie starten".
De zoekfunctie wordt gestart. Daarbij wordt rekening gehouden met de
door u gekozen zoekfunctiemodus.
Het zoekfunctievenster wordt gesloten. Wanneer een doel werd gevon‐
den, wordt het actuele blok in het programmavenster weergegeven.
5.
Druk tweemaal op de toets <CYCLE START>.
De uitvoering van het programma wordt bij de gewenste plaats verder‐
gezet.
Bedieningshandboek, 08/2018, 6FC5398-6AP41-0JA0
Universal