PLC-gebruikersprogramma bewerken (alleen 828D)
19.3 PLC- en NC-variabelen weergeven en bewerken
De volgende machineparameter staat voor alle variabelentypes (INT, BOOL, AXIS, CHAR,
STRING): MD18660 $MN_MM_NUM_SYNACT_GUD_REAL[1].
Opmerking
● Systeemvariabelen kunnen kanaalafhankelijk zijn. Bij kanaalomschakeling worden de
waarden uit het geselecteerde kanaal weergegeven.
U heeft de mogelijkheid de variabelen kanaalspecifiek weer te geven, bijv. $R1:CHAN1 en
$R1:CHAN2. De waarden van kanaal 1 en kanaal 2 worden daarbij weergegeven, gelijk in
welk kanaal men staat.
● Voor gebruikersvariabelen (GUD) is een specificatie naar globale of kanaalspecifieke GUD
niet nodig. Het eerste element van een GUD-array begint met de index 0, zoals bij NC-
variabelen.
● Via tooltip kunt u voor NC-variabelen de BTSS-schrijfwijze weergeven (behalve bij GUD).
Servo-variabelen
Servo-variabelen kunnen alleen onder "Diagnose" → "Trace" geselecteerd en weergegeven
worden.
Waarden wijzigen en wissen
426
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose".
2.
Druk op de softkey "NC/PLC variab.".
- OF -
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling".
2.
Druk op de softkeys "PLC" en "NC/PLC variab.".
Het venster "NC/PLC-variabelen" wordt geopend.
3.
Plaats de cursor in de kolom "Variabele" en voer de gewenste variabele
in.
4.
Druk op de toets <INPUT>.
De operand wordt met de waarde weergegeven.
5.
Druk op de softkey "Details".
Het venster "NC/PLC-variabelen: details" wordt geopend. De gegevens
over "Variabele", "Commentaar" en "Waarde" worden in volledige lengte
weergegeven.
Bedieningshandboek, 08/2018, 6FC5398-6AP41-0JA0
Universal