Parameters selecteren
Bij sommige parameters kunt u in het invoerveld selecteren uit verschillende
keuzemogelijkheden. In deze velden kunt u zelf geen waarde invoeren.
In de tooltip wordt het selectiesymbool weergegeven:
Bijbehorende selectievelden
Bij verschillende parameters staan selectievelden ter beschikking:
● Keuze tussen eenheden
● Omschakelen tussen absolute maat en incrementele maat
Procedure
Parameters wijzigen of berekenen
Wanneer u een waarde in een invoerveld niet volledig wilt overschrijven, maar enkel een paar
tekens wilt wijzigen, kunt u omschakelen naar de invoegmodus.
In deze modus kunt u ook eenvoudige rekenbewerkingen invoeren zonder expliciet de
rekenmachine te moeten oproepen.
Opmerking
Functies van de rekenmachine
In de parametervelden van de cycli en functies in bedieningsbereik "Programma" staan de
functies van de rekenmachine niet ter beschikking.
Universal
Bedieningshandboek, 08/2018, 6FC5398-6AP41-0JA0
1.
Druk op de toets <SELECT> tot de gewenste instelling of eenheid is ge‐
selecteerd.
De toets <SELECT> is enkel actief wanneer er verschillende selectiemo‐
gelijkheden zijn.
- OF -
Druk op de toets <INSERT>.
De selectiemogelijkheden worden in een lijst weergegeven.
2.
Met de toetsen <Cursor naar beneden> en <Cursor naar boven> selec‐
teert u de gewenste instelling.
3.
Geef indien nodig een waarde in het bijbehorende invoerveld in.
4.
Druk opnieuw op de toets <INPUT> om het invoeren van de parameter
af te sluiten.
Inleiding
2.4 Interface
45