5.7.2. Instelling van de analoge ingang
De analoge ingangen kunnen willekeurig toegewezen worden aan de interne instellingssignalen uit tabel 5-5 via de instel-
parameters C07-0 tot 9 zoals weergegeven in figuur 5-7.
Bijvoorbeeld, bij instelling van C07-0 (snelheidsinstelling 1) op "0" is deze functie geblokkeerd, bij instelling op "1" is de
functie snelheidsinstelling vastgelegd op 100%, maar bij instelling van C07-0 op "3" wordt de functie snelheidsinstelling 1
geregeld door de FSI-van het klemmenbord. Meer informatie vindt u terug in hoofdstuk 6 (C07 parameterlijst).
Een optionele analoge interfacekaart type U2KV23AD0 is nodig om de bijkomende analoge ingangen PAI1 tot 3 te gebruiken.
.
Klemmenblok
U2KV23AD0 optie
(1) De koppelinstelling is 300% bij instelling van C07-6 op 1.
De werking digitale ratio kan uitgevoerd worden met betrekking tot de snelheidsinstellingen 1 tot 3.
(Lees meer in 6-5.)
5.8. Functie van de programmeerbare analoge uitgangen (PAO)
5.8.1. Soorten analoge uitgangen
De VAT2000 is standaard uitgerust met twee programmeerbare analoge uitgangen (10 bits), met klemmenbordnummers
FM-COM, en AM-COM. Er zijn twee bijkomende analoge uitgangen beschikbaar via de optionele printplaat U2KV23TR0
(foutanalyse).
Elke uitgang kan geprogrammeerd worden met de interne functies uit figuur 5-8. De fabrieksinstelling is FM als "uitgangs-
frequentie" toegewezen en AM als "motoruitgangsstroom".
`
(1)
Fig. 5-7 Toewijzing analoge ingang
Fabrieksinstellingen
Klemsymbool
FM
AM
Intern instellingssignaal
Snelh. instell. 1
Snelh. instell. 2
Snelh. instell. 3
Instelling offsetratioschakeling
Instell. referentiefrequentie voor traversefunctie
PID-terugkoppelinstelling
Koppelinstelling
Instelling reductie aandrijfkoppelbegrenzing
Instelling reductie regeneratieve koppelbegrenzing
Instelling koppeloffset 1
Instelling
Uitgangsfrequentie
Uitgangsstroom (motor)
65
VAT2000
Paneelinstelling
A, B
Snelh.
instelling