3.6.2. Automatische afregeling voor vectoriële snelheidsregeling zonder sensor (C30-0 = 3) en
voor vectoriële snelheidsregeling met sensor (C30-0 = 4) voor inductiemotoren
(1) Automatische afregeling
De Automatische afregeling voor de vectoriële snelheidsregeling zonder sensor of vectoriële snelheidsregeling met sensor
kan op twee manieren uitgevoerd worden, basis of uitgebreid. De keuze gebeurt met parameter (B19-0). (noot 1)
1) B19-0 = 3: Modus 3: vectorregeling basis (uitvoeringstijd: ca. 30 seconden)
De aandrijving past automatisch de basisparameters aan voor de snelheidsregeling.
De volgende parameters worden automatisch aangepast.
Tabel 3.6.4.
Parameter- Naam
nummer
B01-8
Nullastuitgangsspanning
B02-0, 1
R1 : Primaire weerstand
B02-2, 3
R2 : Secundaire weerstand
B02-4, 5
Ls : Parasitaire inductantie
B02-6, 7
M' : Bekrachtigingsinductie
2) B19-0 = 4: Modus 4: Vectorregeling uitgebreid (uitvoeringstijd: ca. 1 minuut)
Deze modus is gekozen enkel voor constant-vermogenbedrijf. (noot 2)
De volgende parameters worden automatisch aangepast.
Tabel 3.6.5.
Parameter-
Naam
nummer
B01-9
Nullastuitgansspanning
B02-0, 1
R1 : Primaire weerstand
B02-2, 3
R2 : Secundaire weerstand
B02-4, 5
Ls : Parasitaire inductantie
B02-6, 7
M' : Bekrachtigingsinductie
B34-0 à 7
M : variabele-compensatietabel
Opm. 1
De functie automatische afregeling (B19-0) kan niet worden gebruikt in een modus die niet via de besturing gese-
lecteerd werd met de parameter (C30-0). Bij instelling van C30-0 op 3 kunnen de volgende mogelijkheden niet
geselecteerd worden :
B19-0 = 1 : Modus 1 : V/f-besturing basis regelmodus
B19-0 = 2 : Modus 2 : V/f-besturing uitgebreide regelmodus
Opm. 2
Wanneer de motor in constant-vermogenbedrijf draait, moet de schommeling van de bekrachtigingsinductie
gecompenseerd worden.
Stel het werkbereik in overeenkomstig de tabel met referentiesnelheden in B33-0 tot 7.
Bemerk dat de motor in dit geval aan de maximumsnelheid draait. Wees dus bijzonder voorzichtig.
Veiligheidsmaatregelen voor automatische afregeling bij vectoriële snelheidsregeling zonder sensor of voor
vectoriële snelheidsregeling met sensor
• Tijdens de automatische afregeling kan de motor gaan draaien, dus garandeer de veiligheid, alvorens met de automati-
sche afregeling te beginnen.
• Ontkoppel de motor van de belasting en machine enz., en bedien de motor onafhankelijk tijdens de automatische
afregeling.
• Tijdens de automatische afregeling kan de motor gaan trillen of draaien.
Bij sterke trillingen activeert u onmiddellijk de
• Controleer steeds de veiligheid aan de belastingszijde, alvorens de automatische afregeling uit te voeren. De motor zal
automatisch beginnen draaien tijdens de automatische afregeling.
• Indien de functie automatische afregeling niet correct voltooid wordt, schakelt u de voeding van de frequentiesturing
steeds uit (OFF) alvorens de bediening te onderzoeken of te bevestigen.
• Automatische afregeling kan uitsluitend in de lokale modus uitgevoerd worden.
• Zorg ervoor dat de motor en de frequentiesturing steeds geaard zijn.
• Indien de belasting minder dan 10% bedraagt en er zijn geen schommelingen, dan kan de automatische afregeling
uitgevoerd worden met aangesloten belasting en machine. De prestaties zijn mogelijk niet optimaal.
• De contactuitgang FLT functioneert als de automatische afregeling niet correct voltooid wordt. In een installatie die dit
contact gebruikt, denk aan de impact hieraan op de aangesloten apparatuur.
OPGELET
knop om de werking te beëindigen.
27
VAT2000