De functies van elke sectie worden weergegeven in tabel 4-1.
Tabel 4-1 Functies van het bedieningspaneel
LED's voor statusweergave
FWD (vooruit)
De motor draait in
voorwaartse richting.
REV (achteruit)
De motor draait in
achterwaartse richting.
FLT (defect)
De aandrijving heeft een fout gedetecteerd en is gestopt. De aandrijving kan vanaf het
bedieningspaneel (STOP + RST/MOD) of het klemmenblok (RESET-signaal) gereset worden.
LCL (lokaal)
De aandrijving staat in de lokale modus en kan vanaf het bedieningspaneel (enkel FWD, REV en STOP)
gestuurd worden. Als de "LCL"-LED niet oplicht, staat de aandrijving in afstandsbediende modus en
kan ze vanaf het klemmenblok (signalen digitale ingang) gestuurd worden. Om te wisselen tussen
lokale en afstandsbediende modus, drukt u op
LED's voor weergave eenheden
HzA%min
-1
Duidt de eenheid aan van de parameterwaarde weergegeven op het display.
LED voor weergave negative polariteit
—
Licht op voor negatieve waarden.
Bedieningstoetsen
Start de motor in voorwaartse richting. (enkel in lokale modus)
Start de motor in omgekeerde richting. (enkel in lokale modus)
Stopt de motor. De motor draait in vrijloop tot stilstand of vertraagt langzaam tot een stop naargelang
de geselecteerde parameter in C00-1.
+
Wijzigt besturingsmodussen van lokaal naar afstandsbediend of omgekeerd. Wanneer de aandrijving
in lokale modus staat, licht de "LCL"-LED op. (noot)
+
Hiermee reset u een foutieve instelling, de FLT-LED schakelt uit (OFF).
Toetsen voor instelling parameters - draaiknop voor instelling parameters
(Mode)
Wijzigt een voor een de displayblokken in deze volgorde:
Monitor, Parameter A, Parameter B, Parameter C, Gebruiksmodus U
Legt parameternummer vast of stelt de waarden ervan in.
Verhoogt waarde van parameterblok.
Verhoogt parameternummer of de waarden ervan.
Verlaagt waarde van parameterblok.
Verlaagt parameternummer of de waarden ervan.
Parameter
selecteren
Waarden
wijzigen
Noot
De aandrijving is af fabriek zo ingesteld, dat de modus lokaal/vanop afstand niet geselecteerd kan worden terwijl de
aandrijving in gebruik is. Zelfs wanneer de aandrijving stilstaat, kan niet van modus gewisseld worden, indien
bedieningscommando's zoals RUN, JOG enz. geactiveerd zijn (ON) op het klemmenbord. Deze vergrendeling kan
opgeheven worden via parameter C09-2.
Als beide LED's tegelijk knipperen, betekent dit dat de DC-rem of
voorbekrachtiging geactiveerd is. Als enkel de "FWD"- of "REV"-LED
knippert, betekent dit dat er een commando in de omgekeerde richting
ontvangen werd; de aandrijving vertraagt.
Wijzigt parameterblok voor de gewenste parameter.
Om naar het volgende blok te gaan, draait u eerst
Voor het voorgaande blok, draait u eerst
Beweegt de cursor naar het gewenste cijfer voor aanpassing.
De cursor staat op het knipperende cijfer.
34
+
.
.
VAT2000
.