Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

GE VAT2000 Gebruikershandleiding pagina 114

Inhoudsopgave

Advertenties

A10-1
Machinetijdconstante 1
De tijdconstante wordt gebruikt om de ASR-versterking te berekenen. Ze is geldig wanneer de digitale ingang
van de machinetijdconstante gedeactiveerd (OFF) is (MCH = OFF).
GD
2
TM [s] =
A10-3
ASR aandrijfkoppelbegrenzing
A10-4
ASR regeneratief-koppelbegrenzing
A10-5
Regeneratief-koppelbegrenzing bij noodstop
A11-2
ACR aandrijfkoppelbegrenzing (ACR = Automatic Current Regulator)
A11-3
ACR regeneratief-koppelbegrenzing
De uitgangsstroom wordt beperkt door de overstroombegrenzingswaarde (B18-0). Om het motorkoppel te
genereren, stelt u een hogere waarde in dan die in de onderstaande vergelijking.
(Bekrachtig. stroom)
Nominale motorstroom (B01-6)
B00-7
Draaggolffrequentie
B01-7
De PWM- draaggolffrequentie en -besturingswijze kunnen gewijzigd worden om de toon van het magnetische
geluid te wijzigen dat door de motor gegenereerd wordt. De relatie tussen het instelbereik en de besturings-
wijze wordt hieronder weergegeven.
1.0 à 15.0 : Monogeluidsmethode (werkelijke draaggolffrequentie: 1.0 tot 15.0kHz)
15.1 à 18.0 : Methode gedempt geluid 1 (Basisdraaggolffrequentie: 2.1 tot 5.0kHz)
18.1 à 21.0 : Methode gedempt geluid 2 (Basisdraaggolffrequentie: 2.1 tot 5.0kHz)
[Monogeluidsmethode]
Deze besturingswijze heeft een constante PWM- draaggolffrequentie. Bij instelling van een lagere draaggolf-
frequentie kan een vervelend magnetisch geluid worden veroorzaakt.
[Methode gedempt geluid]
Deze besturingswijze wijzigt de PWM-draaggolffrequentie met een vaste cyclus, waarbij een gedempter geluid
en minder elektrische ruis gegenereerd wordt in vergelijking met de monogeluidsmethode.
Opm. 1
Er bestaan gevallen waarin de instelwaarde en de werkelijke draaggolffrequentie (referentiedraaggolf-
frequentie voor methode gedempt geluid) van elkaar afwijken. Bevestig de werkelijke draaggolf-
frequentie met D03-3.
Opm. 2
In sommige gevallen kan het ruiseffect op de randapparatuur van de frequentiesturing gereduceerd
worden door een lagere draaggolffrequentiewaarde in te stellen.
Opm. 3
Bij toepassingen die gebruik maken van een plotse versnelling/vertraging met de
overstroombegrenzingsfunctie in de V/f-besturingsmodus (C30-0 = 1, 2), of bij toepassingen die een
hogesnelheidsrespons vereisen in de modus snelheidsregeling zonder sensor (C30-0 = 3), is het
aanbevolen om bij de monogeluidsmethode een draaggolffrequentie van 4.0 kHz of meer in te
stellen.
Opm. 4
Bij een hogere instelwaarde dan de vermelde draaggolffrequentiewaarde moet de uitgangsstroom
naar onder ingesteld worden. Raadpleeg fig. 1-2 in Appendix 1 voor meer informatie.
Opm. 5
Bij overschrijding van de koellichaamtemperatuur van 70°C en de uitgangsstroom bedraagt meer
dan 90%, zal de draaggolffrequentiewaarde automatisch wijzigen in 4 kHz.
[kgm
2
] x 1.027 x (Nbase [min
375 x Power [W]
2
x (Koppelstroom)
-1
]
2
TM : Machinetijdconstante
GD2 : Totale inertie motor/belasting
Nbase: Basissnelheid
Power: Nominaal motorvermogen
2
x 100 H B18-0
114
VAT2000

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave