5.7. Functies van de programmeerbare analoge ingangen (PAI)
5.7.1. Soorten analoge ingangen
De VAT2000 is standaard uitgerust met drie analoge ingangen naar de klemmen FSV, FSI en AUX. Elke analoge ingang kan
met de interne instellingssignalen uit tabel 5-5 verbonden worden door gebruik te maken van de programmeerbare ingangs-
functie. Door aansluiting van een analoge interface-optie (type: U2KV23AD0) kan het aantal klemmen van de programmeer-
bare ingangen uitgebreid worden tot zes kanalen.
Tabel 5-5 Soorten interne instellingssignalen toegewezen aan een analoge ingang
Signaalnaam
FSV
0-10V 4-20mA
0-5V
1-5V
Snelh. instell. 1
0~100%
Snelh. instell. 2
Snelh. instell. 3
Offsetinstelling
0~100%
ratioschakeling
Instelling
0~100%
referentie-
frequentie voor
traversefunctie
PID-
0~100%
terugkoppeling
Instelling
0~300%
koppel
Instelling
0~100%
reductie
aandrijfkoppel-
begrenzing
Instelling
0~100%
reductie
regeneratief-
koppel-
begrenzing
Instelling
0~300%
koppeloffset 1
(1) De ingangen FSV, FSI, AUX en modussen worden geselecteerd met C12-0 tot 2..
(2) AUX: De instelling is beperkt tot 0% bij ingang *10 tot 0 V en *5 tot 0 V.
Instelbereik (1)
FSI
AUX
0 - ±10V
0-20mA
0 - ±5V
1-5V
–100~100%
0~100%
–100~100%
0~100%
0~10V
0~5V
0~100%
(2)
0~100%
0~10V
0~5V
0~100%
(2)
0~100%
300~300%
0~100%
0~10V
0~5V
0~100%
(2)
0~100%
0~10V
0~5V
0~100%
(2)
0~100%
300~300%
0~300%
0~300%
Dit is de snelheidsinstelling.
De (+) polariteit is voorwaarts bedrijf en de (-) polariteit is
achterwaarts bedrijf.
Bij activering van de snelheidsinstelling met het analoog signaal
is de instelling 1,2,3 mogelijk met de functies van de digitale
ingangen (VFS, IFS, AUX).
Hiermee is offsetinstelling (C) mogelijk bij ratioschakeling door gebruik
te maken van een analoge ingang.
Hiermee is de instelling van de referentiefrequentie voor
traversefunctie mogelijk, gebruik makend van een analoge ingang.
De positieve polariteit is voorwaarts bedrijf, de negatieve polariteit
is achterwaarts bedrijf.
Dit wordt gebruikt voor het terugkoppelingssignaal naar de PID-functie,
waarbij een externe sensor gebruikt wordt.
Gebruik PID niet voor snelheidsregeling.
Gebruik de programmeerbare analoge uitgang (FM, AM) niet als
terugkoppelingssignaal voor de PID-functie.
Dit is de analoge instelling voor koppelregeling.
De (+) polariteit is het voorwaartse koppel, en de (-) polariteit is het
achterwaartse koppel. De instelling van het koppel kan begrensd
worden door gebruik van de koppelbegrenzingsfunctie (A11-2, 3).
De aandrijfkoppelbegrenzing (A10-3 of A11-2) kan procentueel herleid
worden via een analoge ingang. Bijvoorbeeld, bij gebruik van een
signaal van 0V tot +10V wordt het grenskoppel herleid van 0 tot 100%.
Deze functie is actief bij ingeschakelde LIM1 (ON).
De regeneratief-koppelbegrenzing (A10-4 of A11-3) kan procentueel
herleid worden met behulp van een analoge ingang.
Deze functie is actief bij ingeschakelde LIM2 (ON).
Een koppeloffsetsignaal tijdens snelheids- of koppelregeling
is mogelijk bij gebruik van een analoge ingang.
Deze functie is actief, wanneer de koppeloffsetfunctie TRQB1
ingeschakeld is (ON).
64
Functie
VAT2000