6.8.3. Motorkoppelbegrenzing (IM)
Het uitgangskoppel is begrensd. Stel een geschikte waarde in voor beveiliging van de belastingszijde.
Aandrijfkoppelbegrenzing
Regeneratief-koppelbegrenzing Stel hier een hoge waarde in om het koppel tijdens de regeneratie te verhogen. Bemerk dat
Parameter
nr.
A10-3
ASR-aandrijfkoppelbegrenzing
A10-4
ASR-regeneratief-koppelbegrenzing
A10-5
Regeneratief-koppelbegrenzing voor
noodstop
A11-2
ACR-aandrijfkoppelbegrenzing
A11-3
ACR-regeneratief-koppelbegrenzing
6.8.4. Bekrachtigingsregeling
De bekrachtigingsstroom wordt geregeld om secundaire flux te bekomen. Bovendien wordt de stroom begrensd in het
constante-vermogensbereik of bij spanningsverzadiging en vindt een snelle regeling van de magnetisatie plaats om de
secundaire flux snel te verhogen.
Parameter
nr.
B32-0
Selectie fluxregeling
B32-2
Selectie compensatie
spanningsverzadiging
B33-x
Referentiesnelheidstabel
B34-x
Compensatie M-schommeling
Stel hier een hoge waarde in om het koppel tijdens het bedrijf te verhogen. Bemerk dat het
uitgangskoppel door de overstroombegrenzing (B18-0) begrensd is. Bij een excessieve
waarde wordt het ingestelde koppel dus mogelijk niet bereikt.
het uitgangskoppel door de overstroombegrenzing (B18-0) begrensd is. Bij een excessieve
waarde wordt het ingestelde koppel dus mogelijk niet bereikt. Indien de DBR- of PWM-
frequentiesturing enz. niet voorzien zijn, en er wordt een excessief hoge waarde ingesteld,
dan leidt dit mogelijk tot uitschakeling door overspanning tijdens de regeneratie. In dit geval
stelt u een lagere waarde in voor het regeneratief koppel.
Parameter
Parameter
Aandrijfkoppelbegrenzing in ASR-besturing.
Regeneratief-koppelbegrenzing in ASR-besturing.
Regeneratief-koppelgrenswaarde voor noodstop in ASR-
besturing.
Aandrijfkoppelbegrenzing in ACR-besturing.
Regeneratief-koppelbegrenzing in ACR-besturing.
Dit is de besturingsselectie voor een snelle magnetisatie van de
secundaire flux tijdens de start.
Selecteer dit om de snelheid van de motor zelfs maar iets te
verhogen tijdens aanvang van het bedrijf.
Indien de uitgangsspanning groter is dan de spanning die de
frequentiesturing kan uitsturen, selecteert u deze sturing om de
bekrachtigingsstroom te beperken, waardoor onstabiliteit van
stroom of koppel vermeden wordt.
Selecteer dit bij verhoging van de uitgangsspanning tot bijna aan
de ingangsspanning, of bij wijziging van de ingangsspanning.
Bemerk dat bij spanningsverzadiging een rimpel in het koppel
optreedt. Stel in dit geval de waarde voor de nullastspanning in
B01-9 lager in om dit te vermijden.
Dit is de referentiesnelheidstabel voor wijziging van de
compensatiewaarde in verhouding tot de bedrijfssnelheid.
Stel in zoals hieronder vermeld voor gebruik binnen het
constante-vermogensbereik.
Dit is een compensatie voor de schommeling van de
bekrachtigingsinductie overeenkomstig de referentiesnelheids-
waarden in B33.
Stel de compensatiewaarden zo in dat de uitgangsspanning
constant is tijdens nullastbedrijf over het volledige werkbereik.
Dit wordt geregeld door de modus automatische afregeling 4.
(B19-0)
150
VAT2000
Functie
Functie