(vervolg van vorige pagina)
Symbool
Benaming
RC, RA
RUN
FC, FA, FB Fout
PSO1
READY (1)
PSO2
Stroomdetectie
PSO3
Bereiken van de
frequentie (snelheid)
PSOE
Open collectoruitgang
gemeenschappelijke
klem
5.2. Besturingsingang-/uitgangscircuits
Voorbeelden van de bekabeling voor de ingangs-/uitgangskring van de besturing vindt u in tabel 5-2. Houd u aan de veilig-
heidsmaatregelen tijdens de bekabeling.
Functie
(a) 24V DC
Digitale ingang
voeding intern
(relaisingang)
Analoge ingang
Analoge uitgang
(vervolg op volgende pagina)
Dit is een contact dat tijdens het bedrijf of de DC-remwerking geactiveerd
(ON) moet zijn. Andere interne ON/OFF-signalen kunnen met de instelling
C13-2 uitgestuurd worden.
Deze contacten schakelen, wanneer een fout optreedt (de FLT LED licht op).
Wanneer een fout optreedt, schakelt het NO-contact FA-FC naar ON en schakelt
het NC-contact FB-FC naar OFF.
Dit is de open collectoruitgang die bij READY-status geactiveerd wordt (ON).
Andere interne signalen kunnen met de instelling C13-3 uitgestuurd worden.
Dit is de open collectoruitgang die wordt geactiveerd (ON), wanneer de uitgangs-
stroom de ingestelde waarde bereikt. (C15-1) Andere interne signalen kunnen met
instelling C13-4 uitgestuurd worden.
Dit is de open collectoruitgang die wordt geactiveerd (ON), wanneer de uitgangs-
frequentie (snelheid) de ingestelde waarde bereikt. (C15-0) Andere interne signalen
kunnen met de instelling C13-5 uitgestuurd worden.
Dit is de gemeenschappelijke klem voor de signalen PSO1, 2 en 3.
Tabel 5-2 Besturingsingang-/uitgangscircuits
Aansluitvoorbeelden
(b) 24V DC
voeding extern
Eigenschappen
Veiligheidsmaatregelen
1. De bekabeling mag niet langer zijn dan 50m.
2. De toegelaten lekstroom bedraagt 0.5mA.
3. Gebruik een geschikt stroomcontact.
4. Verbind niet met de analoge ingang of uitgang.
5. Keuze van interne of externe 24V DC voeding
via switch W1 in te stellen (1: intern 2: extern)
1. Gebruik een 2k/ (2,5k/)/2W-potentiometer.
2. De maximale ingangswaarde van FSV bedraagt
–0,0 tot +10,5V.
3. Gebruik voor de bekabeling een afgeschermde
kabel korter dan 30 m.
4. Voor afgeschermde verbindingen sluit u aan op
de COM-klem aan de VAT2000-zijde.
5. De maximale ingangswaarde voor FSI bedraagt
0 tot +21mA of 0 tot +5,25V.
6. Verbind niet met de digitale ingang.
1. Gebruik een meter met een 10V-schaal
(impedantie: 10 k/ of meer).
2. De maximale uitgangsstroom bedraagt 1mA.
3. Gebruik voor de bekabeling een afgeschermde
draad korter dan 30 m.
4. Voor afgeschermde verbindingen sluit u aan op
de COM-klem aan de VAT2000-zijde.
54
VAT2000