Verklaring voetnoten
(1) De uitgangsspanning verwijst naar het uitgangsvermogen [kVA] bij 200 V voor de 200 V-serie, en bij 400 V voor de 400 V-
serie.
(2) Verwijst naar de totale effectieve waarde inclusief de hogere resonanties.
(3) Verwijst naar de standaard 4-polige kooiankermotor.
(4) Bij overschrijding van 40°C vermindert u de uitgangsstroom met 2% per 1°C. (Zie fig. 1-1.)
%
Uitgangs-
stroom
Fig. 1-1 Regeling in verhouding tot omgevingstemperatuur
(5) Bij aandrijvingen tot N22K0S, en X30K0S die in constant koppel werken, is een instelling van de draaggolffrequentie tot
10 kHz mogelijk. Derate de stroom met 7% per kHz boven deze frequentie. Wanneer deze aandrijvingen in variabel
koppel gebruikt worden, derate dan boven 4 kHz in verhouding, conform weergave in fig. 1-2.
Bij aandrijvingen groter dan N22K0S of X30K0S moet de stroom met 7% gederate worden per kHz boven 4 kHz, zowel
bij constant koppel als variabel koppel. Zie fig. 1-3.
Indien de koellichaamtemperatuur de waarde van 70°C overschrijdt, en de uitgangsstroom overschrijdt de waarde van
90%, dan wijzigt de draaggolffrequentie automatisch in 4 kHz
Variabel koppel
(lv)
Constant
koppel
(lc)
Fig. 1-2 Derating overeenkomstig
draaggolffrequentie voor aandrijvingen
tot N22K0 en tot X30K0
Opm. Let bij wijziging van de draaggolffrequentie op de stijging van de motortemperatuur.
Omgevingstemperatuur (°C)
Constant koppel 7%
nominale stroom
Draaggolffrequentie (KHz)
177
7% van nominale stroom
Nominale
stroom
Draaggolffrequentie (KHz)
Fig. 1-2 Derating overeenkomstig
draaggolffrequentie voor
aandrijvingen groter dan
N22K0 of X30K0
VAT2000