52 - Programmeer Zones (vervolg)
Installatie- en programmeerhandleiding voor Galaxy 2-serie
19 Brand
De functie Brand werkt constant. Wanneer deze functie is geactiveerd, krijgt een Brand-zone voorrang op
de parameter Sirene Vertraging en wordt onmiddellijk een alarm geactiveerd (Sirene, Flitser en Brand).
De bediendeelbuzzer en de luidsprekeruitgang van de centrale, indien aangesloten, laten een onderbroken
toon horen (één seconde aan, 0,5 seconde uit), dat gemakkelijk van de andere alarmen kan worden
onderscheiden. De activering van Brand kan met elke geldige code worden geannuleerd.
20 Sabotage
De functie Sabotage werkt constant. Wanneer een Sabotagezone wordt geactiveerd (1kΩ naar 2kΩ),
wordt een sabotagealarm geactiveerd. Dit moet worden gereset met een geautoriseerde gebruikerscode. Als
een sabotage (geopend circuit of kortsluiting) plaatsvindt, wordt tevens een sabotagealarm gegenereerd.
23 Accu Fout
Deze functie wordt gebruikt om de spanning te controleren van een backupaccu die op de voeding is
aangesloten. De functie veroorzaakt een Aux. Voedingsfout.
25 230VAC
Deze functie wordt gebruikt om een externe voeding te controleren. In geval van een stroomstoring wordt de
230 VAC-fout geactiveerd; de activering (+) en deactivering (–) van de zone worden vastgelegd in het
gebeurtenislogboek.
41 Inbraak Laag
Bij een inbraakalarm in een zone met dit type wordt een lage prioriteit aan de zone toegewezen. De werking is
hetzelfde als bij een normale inbraakzone, alleen wordt bij activering een lage prioriteit geregistreerd in het
gebeurtenislogboek. Bij gebruik van de SIA-indeling wordt aan de meldkamer een BL-signaal doorgegeven.
42 Inbraak Hoog
Bij een inbraakalarm in een zone met dit type wordt een hoge prioriteit aan de zone toegewezen. De werking
is hetzelfde als bij een normale inbraakzone, alleen wordt bij activering een hoge prioriteit geregistreerd in het
gebeurtenislogboek. Bij gebruik van de SIA-indeling wordt aan de meldkamer een BF-signaal doorgegeven.
43 230VAC Fout
Dit zonetype triggert een algemene foutuitgang en registreert een 230VAC-fout in het gebeurtenislogboek. De
fout wordt naar het servicecentrum doorgegeven als YP waneer gebruikgemaakt wordt van de SIA-indeling
en 314 wanneer gebruikgemaakt wordt van de CID-indeling.
53 Secundaire/Laatste
Als Volgzonefunctie maar verandert in Ingang wanneer een Laatste zone geforceerd wordt overbrugd.
54 Assistentie
Deze functie activeert een alarm voor persoonlijke assistentie in zowel in- als uitgeschakelde omstandigheden.
Sirenes en luidsprekers worden geactiveerd, en er wordt een assistentiebericht gesignaleerd.
55 Sirene Fout
Deze functie veroorzaakt een sirenefout.
90