63 - Opties (vervolg)
2 = Gemeenschappelijk Blok
Blok 4 is bedoeld als een blok dat een gemeenschappelijke toegangsruimte (zoals een foyer) dekt. Dit blok
wordt automatisch in- en uitgeschakeld, afhankelijk van de status van de andere, aparte ruimten. Wanneer alle
aparte ruimten zijn ingeschakeld, wordt het gemeenschappelijke blok tegelijk met het laatste blok
ingeschakeld. Zodra een van de aparte blokken wordt uitgeschakeld, wordt het gemeenschappelijke blok
uitgeschakeld. Om te kunnen bepalen welke aparte blokken moeten worden ingeschakeld voordat het
gemeenschappelijke blok wordt ingeschakeld, kan in deze optie de blokkenvoorwaarde worden
geprogrammeerd. Op de onderstaande afbeelding ziet u het scherm. Wanneer u op het relevante bloknummer
drukt, wordt de blokstatus overgeschakeld van J naar N en omgekeerd. Een J onder een bloknummer
betekent dat aparte blokken moeten worden ingeschakeld voordat het gemeenschappelijke blok kan worden
ingeschakeld.
3 = Communicatie Voorwaarde Blok
Met deze optie selecteert u de blokken die ingeschakeld moeten worden voordat inbraakcommunicatie kan worden
ingeschakeld. Dit betekent volledige, deelbeveiligde of nachtstand inschakeling. Het scherm ziet er als volgt uit:
Deze optie heeft alleen betrekking op In/Uitschakeling, Inbraak, Bevestigd, Overbruggen, Herstel en de
relevante herstelsignalen. Alle andere signalering maakt geen deel uit van het inbraakcommunicatiesysteem.
De programmering van Communicatie Voorwaarde Blok is van invloed op de werking van de blokgroep optie
(optie 56.7.13). Er zijn drie instellingen mogelijk:
1. Communicatie Voorwaarde Blok ingesteld op NNNN. Er worden vier CL-gebeurtenissen verzonden,
onafhankelijk van de programmering van de blokgroep.
2. Communicatie Voorwaarde Blok ingesteld op JJJJ, blokgroep ingesteld op Aan. Eén CL-gebeurtenis
verzonden met extra blokinfo (999).
3. Communicatie Voorwaarde Blok ingesteld op JJJJ, blokgroep ingesteld op Uit. Eén CL-gebeurtenis
verzonden, maar geen extra blokinfo.
Opmerkingen over de bediening van blokken
Bepaalde functies hebben voor elk blok andere instellingen. De bediening wordt hierna uitgelegd.
Sirene Tijd
De sirenetijd voor de gemeenschappelijke sirene-uitgang is beperkt tot de geprogrammeerde maximumtijd. Als een
alarm is opgetreden in blok 1 en nadat 80% van de sirenetijd is verstreken, gebeurt het volgende. Als er dan een
alarm optreedt in blok 2, blijft de sirene alleen ingeschakeld voor de resterende 20% van de sirenetijd.
In- en uitgangstijden
In- en uitgangstijden zijn altijd voor elk blok verschillend. De uitgangstijd kan worden beëindigd voor alle blokken
door een Laatste deur- of Puls-aan-zone in het gemeenschappelijke blok, behalve wanneer een blok in de
gemeenschappelijke blokvoorwaarde een oneindige uitgangstijd heeft. Het laatste blok dat ingeschakeld wordt, kan
pas worden ingeschakeld als voor de gemeenschappelijke ruimte de eigen inschakelperiode is voltooid.
Wanneer een code wordt ingevoerd, is blokkenkeuze mogelijk als voor geen van de ruimten van de gebruiker
een alarm geldt of de inlooptijd ervoor is gestart. Als voor één van de ruimten de inlooptijd is gestart of er een
alarm optreedt, worden de desbetreffende blokken automatisch uitgeschakeld.
Als de gebruiker tot een blok behoort dat geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke blokvoorwaarde,
heeft de code van die gebruiker geen invloed op de gemeenschappelijke ruimte.
Elk aparte blok moet een eigen ingangsdeur hebben, of het bediendeel moet in de gemeenschappelijke ruimte
aanwezig zijn. In het laatste geval wordt vanwege conformiteit met DD243 toegang tot de aparte blokruimten
voorkomen totdat het blok wordt uitgeschakeld.
Installatie- en programmeerhandleiding voor Galaxy 2-serie
BLOKKEN 123
BLOKKEN 123
BLOKKEN 123
BLOKKEN 123
BLOKKEN 123
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
BLOKKEN 1234
BLOKKEN 1234
BLOKKEN 1234
BLOKKEN 1234
BLOKKEN 1234
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
JNNN
JNNN
JNNN
INSCHAKELEN
INSCHAKELEN
JNNN
JNNN
122
JNN
JNN
JNN
JNN
JNN