Installatie- en programmeerhandleiding voor Galaxy 2-serie
2 = Toegang Mode
Met deze optie bepaalt u welke autorisatie is vereist voor een verbinding voor remote service. Er zijn twee
opties:
1 = Direct Toegang
Hiermee is toegang altijd toegestaan. Het remote centrum kan rechtstreeks inbellen bij de centrale en toegang
krijgen.
Als een terugbelnummer is geprogrammeerd, moet de verbinding via de terugbelprocedure worden gemaakt.
2 = Manager Autorisatie
De gebruiker moet externe service autoriseren via menu 47. De centrale beantwoordt geen inkomende
oproep zonder autorisatie.
De manager instrueert de Galaxy-centrale om een verbinding met de remote service-software tot stand te
brengen door een van de terugbel-IP-adressen te selecteren die op het systeem zijn geprogrammeerd.
1 = Terugbel IP 1-5
Er kunnen 5 IP-adressen/poortnummers worden geprogrammeerd voor remote service.
Op deze manier is communicatie met maximaal vijf verschillende remote service-locaties mogelijk.
1 = IP Adres
Geef het IP-adres op van de pc waarop de remote service-software wordt uitgevoerd.
2 = Poort Nummer
Geef het poortnummer op van de pc waarop de remote service-software wordt uitgevoerd.
04 = Autotest
Er kan automatisch met geprogrammeerde intervallen een installateurstest worden verzonden naar de meldkamer.
1 = Interval
Met deze optie bepaalt u de periode tussen de transmissies van de installateurstest. Het programmeerbare
bereik is 0 - 99 uur. De standaardwaarde is 24 uur.
OPMERKING:
05 = Installateur Test
Een installateurstest kan via elk van de transmissiepaden worden verzonden als de desbetreffende
IP-adressen, poortnummers en klantnummers zijn opgegeven. De installateur kan zo controleren
of de meldkamer de gebeurtenissen van de Ethernet-module correct ontvangt.
Wanneer u deze optie selecteert, wordt een waarschuwingsbericht op het bediendeel weergegeven:
WAARSCHUWING!!! ENT=VERSTUUR TEST. Druk op de toets ent om de installateurstest te
verzenden.
06 = Fail to Communicate
Deze optie bepaalt hoeveel onsuccesvolle communicatiepogingen moeten plaatsvinden voordat het bericht
PAC Comm. Fout wordt geregistreerd in het gebeurtenislogboek.
OPMERKING:
Als een melding naar de ontvanger moet worden verstuurd, zal de Ethernet module pogen dit naar ieder
geprogrammeerd transmissiepad te verzenden. Als het geprogrammeerde aantal pogingen is bereikt, zal een
PAC Comm. Fout melding in het geheugen worden geschreven.
OPMERKING:
De autotest zal voor het eerst verstuurd worden na de helft van de geprogrammeerde
interval, na een configuratie (51.17.1) of na het herstarten van de centrale.
het kan tot 50 seconden na de weergave van een communicatiefout duren voordat
deze is gewist.
als de optie voor de ontvanger is geprogrammeerd als Dubbel, wordt de transmissie
alleen beschouwd als succesvol als er een transmissie wordt uitgevoerd naar zowel de
primaire als de secundaire ontvanger.
56 - Communicatie (vervolg)
111