Installatie- en programmeerhandleiding voor Galaxy 2-serie
08 Puls Aan
Deze zonefunctie wordt gebruikt om de inschakelingsroutine te beëindigen. Het systeem wordt ingeschakeld
wanneer de Puls-aan-zone, meestal een drukknop, wordt geactiveerd. De E/E Signalering stopt
onmiddellijk wanneer de knop wordt ingedrukt. Het systeem wordt na vijf seconden ingeschakeld zodat de
deuren zich kunnen sluiten. De Puls-aan-zone blijft tot de volgende inschakelroutine inactief.
Alleen een Puls-aan-zone in het gemeenschappelijke blok zorgt ervoor dat alle in te schakelen blokken
worden ingeschakeld. In andere gevallen wordt alleen het blok ingeschakeld waarin de zone zich bevindt. De
andere inschakelblokken blijven ingeschakeld totdat er een Puls-aan-zone in wordt geactiveerd.
De Puls-aan-zone is 1kΩ naar 2kΩ. Zie afbeelding 9 (Aansluiting sleutelschakelaar/Puls Aan-zone)
voor informatie over de aansluiting.
Het activeren van een Puls-aan-zone tijdens de inschakelprocedure wordt alleen weergegeven tijdens het
inschakelen.
OPMERKING:
09 Sleutel
Met de Sleutelfunctie kan een zone worden gebruikt als een aan-/uitschakelaar voor het systeem of voor
toegewezen blokken. Als u een Sleutelzone bedient wanneer het systeem is uitgeschakeld, wordt de volledige
inschakelprocedure gestart. Daarom geldt er een uitgangstijd. Het systeem wordt ingeschakeld wanneer de
uitgangstijd verloopt of een Laatste of Puls-aan wordt geactiveerd.
Als het systeem is ingeschakeld, worden de toegewezen blokken onmiddellijk uitgeschakeld wanneer u
eenSleutelschakelaar gebruikt. Er vindt geen aftelling voor de ingangstijd plaats.
U bedient de Sleutelschakelaar als volgt: 1kΩ naar 2kΩ om het systeem in te schakelen; 2kΩ naar 1kΩ om
het systeem uit te schakelen.
OPMERKING:
Bediening van de Sleutelschakelaar met ingeschakelde blokken
Wanneer blokken zijn ingeschakeld, wordt met een sleutelzone alleen het blok waarvoor deze is
geprogrammeerd, ingeschakeld en uitgeschakeld. Als de sleutelschakelaar echter is geprogrammeerd op
het gemeenschappelijke blok (blok vier), worden de blokken in de gemeenschappelijke bloktoewijzing
ingeschakeld en uitgeschakeld (zie optie 63.1.2).
13 Paniek
De functie Paniek werkt constant. De activering van dit zonetype negeert de parameter Sirene Vertragingen
veroorzaakt onmiddellijk een volledig alarm dat met een geautoriseerde gebruikerscode moet worden gereset.
14 Paniek Stil
De functie Paniek Stil is identiek aan de functie Paniek, behalve dat er geen hoorbare of zichtbare indicatie
van de activering is, dat wil zeggen dat er geen sirenes of flitsers worden geactiveerd. Alleen de Paniek-
uitgang (normaal kanaal 2 op de digitale communicator) signaleert het alarm. De activering (+) en het herstel
(–) van Paniek Stil-zones worden vastgelegd in het gebeurtenislogboek.
17 Link Ingang
Deze heeft geen alarmfunctie maar kan gebruikt worden om linken te activeren.
18 Reserve
De functie Reserve wordt gebruikt om zones die niet in gebruik zijn in het systeem te onderdrukken. De
weerstandaflezingen van het circuit, waaronder de sabotageomstandigheden, activeren geen alarm.
OPMERKING:
u moet parameter 51.08, Puls Aan Opties, inschakelen voor de werking van dit type
zonefunctie.
de geactiveerde zones worden niet op het bediendeel weergegeven wanneer een
Sleutelschakelaar wordt gebruikt om het alarm te resetten.
wij raden u aan om alle ongebruikte zones te programmeren als Reserve en een
weerstand van 1 kΩ 1% aan te sluiten over elk van deze zones.
52 - Programmeer Zones (vervolg)
89