Installatie- en programmeerhandleiding voor Galaxy 2-serie
3 = Blokken
Met dit kenmerk worden de systeemblokken bepaald waartoe de gebruiker toegang heeft en die hij kan
bedienen. Dit kenmerk is alleen beschikbaar wanneer de blokkenmode is ingeschakeld, zie optie 63.1.
Toegang tot het gemeenschappelijk blok is niet vereist aangezien dit automatisch wordt in- en uitgeschakeld.
Aan de blokken kan een extra optie worden toegewezen. Als het * wordt geselecteerd en weergegeven, kan
de gebruiker tijdens het inschakelen en uitschakelen kiezen welke blokken die aan hem zijn toegewezen,
worden beïnvloed.
4 = Wijzig Naam
Met dit kenmerk kan een gebruikersnaam van zes tekens worden ingevoerd in de SMS-tekstindeling.
5 = RF Keyfob
Met dit kenmerk kunnen gebruikers aan RF-fobs worden toegewezen. Zie Keyfobs toevoegen.
6 = Max kaart
Met dit kenmerk kunnen gebruikers aan keytags/kaarten worden toegewezen. Zie Keytags of kaarten
toevoegen.
7 = Overval
Met dit kenmerk kan de huidige gebruiker worden toegewezen aan een overvalcode. Er is geen limiet voor
het aantal codes dat als overvalcodes kan worden toegewezen.
8 = MAX funktie
Met dit kenmerk kunnen gebruikers aan MAX-funkties worden toegewezen.
1 = Alleen toegang
Met dit kenmerk kan een gebruiker toegang tot een deur krijgen door een keytag of kaart voor een
MAX-lezer te houden.
2 = Alleen uitschakelen
Met dit kenmerk kan een gebruiker het systeem uitschakelen door een keytag of kaart voor een MAX-
lezer te houden.
3 = In- en uitschakelen
Met dit kenmerk kan een gebruiker het systeem in- en uitschakelen door een keytag of kaart voor een
MAX-lezer te houden.
Gebruiker Codes (vervolg)
67