Bedrijf
Rijden met de graafmachine
•
Algemene veiligheidsbepalingen (blz. 13) en veiligheidsbepalingen voor het gebruik (blz. 49) in acht ne-
men.
•
Werkzaamheden vóór het dagelijks in bedrijf stellen uitvoeren (blz. 52).
•
Motor starten (blz. 60).
•
Indicaties en controlelampen controleren (blz. 61).
Waarborgen, dat de boom en het dozerblad zich
zoals op de afbeelding weergegeven, in de rijrich-
ting bevinden.
Voor het rijden met de graafmachine moeten de
navolgende veiligheidsaanwijzingen in elk geval
worden opgevolgd.
Bij werkzaamheden op een helling moet rekening worden ge-
houden met de hellingshoek van de graafmachine (zie afbeel-
ding).
Max. dwarshelling → 27 % resp. 15°
Max. helling in lengterichting → 36 % resp. 20°
•
Graafbak tijdens het rijden zo laag mogelijk houden.
•
Ondergrond op draagvermogen, aanwezige kuilen of ande-
re obstakels controleren.
•
Voorzichtig bermen, oevers en uitgravingen benaderen; de-
ze kunnen inzakken.
•
Langzaam bergafwaarts rijden, zodat de rijsnelheid niet on-
gecontroleerd toeneemt.
•
Cabinedeur sluiten.
•
Gedurende het rijden moet de bak zich ca. 200 tot 400 mm
(A) boven de grond bevinden (zie afbeelding).
63