Bedrijf
BEDRIJF
Veiligheidsbepalingen voor het gebruik
•
De veiligheidsaanwijzingen (blz. 13) moeten worden opgevolgd.
•
De graafmachine mag alleen volgens paragraaf Goedgekeurd gebruik (blz. 16) worden gebruikt.
•
De bediening van de graafmachine is alleen voor opgeleid personeel toegestaan (blz. 11).
•
De bediening van de graafmachine onder invloed van drugs, medicijnen of alcohol is verboden. Bij over-
vermoeidheid van de gebruiker moet het gebruik worden gestaakt. De gebruiker moet lichamelijk in staat
zijn, de graafmachine veilig te kunnen bedienen.
•
De graafmachine mag alleen worden gebruikt, indien alle beveiligingsvoorzieningen volledig werken.
•
Vóór het starten resp. werkzaamheden met de graafmachine waarborgen, dat niemand door deze hande-
lingen in gevaar kan worden gebracht.
•
Voordat de graafmachine in bedrijf wordt gesteld, moet deze op uiterlijke beschadigingen en op goede
werking worden gecontroleerd; de werkzaamheden vóór het in bedrijf stellen moeten worden uitgevoerd.
Ingeval van defecten mag de graafmachine pas na het verhelpen van de defecten in bedrijf worden ge-
steld.
•
Er moet nauwsluitende werkkleding overeenkomstig de voorschriften van de ongevallenverzekering wor-
den gedragen.
•
Gedurende het bedrijf mogen zich géén personen, behalve de gebruiker, in de cabine bevinden of instap-
pen.
•
Voor het in- en uitstappen moet de bovenwagen zo worden geplaatst, dat de gebruiker de rupsband of de
trede (indien aanwezig) als opstaphulp kan gebruiken.
•
De motor moet altijd worden uitgeschakeld, indien de cabine wordt verlaten. In uitzonderingsgevallen, bij-
voorbeeld voor het storingzoeken, kan de cabine ook met draaiende motor worden verlaten. De gebruiker
moet in elk geval waarborgen, dat hierbij de linker bedieningsconsole in geheven toestand blijft. De bedie-
ningselementen mogen alleen worden bewogen, indien de gebruiker zich op de bestuurdersstoel bevindt.
•
Gedurende het bedrijf mag de gebruiker zijn armen, benen of bovenlichaam niet uit het venster of de cabi-
nedeur leunen.
•
Indien de gebruiker de graafmachine verlaat (bijvoorbeeld om te pauzeren of na het einde van de werk-
zaamheden), moet de motor worden uitgeschakeld en de graafmachine tegen opnieuw inschakelen wor-
den beveiligd door de contactsleutel mee te nemen. De cabinedeur moet worden afgesloten. Voordat de
graafmachine wordt verlaten, moet deze zodanig worden geparkeerd, dat het wegrollen onmogelijk is.
•
Voor werkonderbrekingen moet de bak altijd op de grond worden neergelaten.
•
Het laten draaien van de motor in afgesloten ruimten is niet toegestaan, tenzij in deze ruimten zich een uit-
laatafzuiginstallatie bevindt of de ruimte goed is geventileerd. Het uitlaatgas bevat koolmonoxide – kool-
monoxide is kleur- en reukloos en dodelijk.
•
Nooit onder de graafmachine kruipen, voordat de motor niet is uitgeschakeld, de contactsleutel is verwij-
derd en de graafmachine tegen wegrollen is beveiligd.
•
Nooit onder de graafmachine kruipen, indien deze alleen met de bak of het dozerblad is geheven. Altijd
geschikte ondersteuningsmaterialen gebruiken.
49