Bergen, laden en transport
BERGEN, LADEN EN TRANSPORT
Veiligheidsbepalingen bij het bergen
•
Voor het bergen van de graafmachine moet een trekvoertuig met minimaal dezelfde gewichtsklasse als de
graafmachine worden gebruikt.
•
Voor het bergen moet een sleepstang worden gebruikt. Bij het gebruik van een sleepkabel moet een rem-
voertuig worden gebruikt. De sleepstang respectievelijk de sleepkabel moet wat de treklast betreft voor het
bergen van de graafmachine geschikt zijn. Er mogen alleen onbeschadigde bergingsmiddelen worden ge-
bruikt.
•
Bij het bergen is het betreden van de gevarenzone, bijv. tussen de voertuigen, verboden. Bij het gebruik
van een sleepkabel moet de anderhalve kabellengte als afstand worden aangehouden.
•
Voor het bergen moet het aan de onderwagen aangebrachte trekoog worden gebruikt.
•
De bovengenoemde veiligheidsbepalingen gelden eveneens voor het gebruik van de graafmachine als
sleep- of bergingsvoertuig.
•
Bij het bergen moeten de toelaatbare waarden voor de treklast en steunlast in acht worden genomen, zie
paragraaf Technische gegevens (blz. 31).
Veiligheidsbepalingen bij het laden en lossen met een kraan
•
Het hefgereedschap voor het laden en lossen moet voor het opnemen van het gewicht van de graafmachi-
ne geschikt zijn.
•
Voor het gebruik van het hefgereedschap moet erop worden gelet, dat de voorgeschreven periodieke vei-
ligheidstechnische controles zijn uitgevoerd en het hefgereedschap zich in probleemloze toestand bevindt.
•
Voor het heffen van de graafmachine mogen alleen de daarvoor bestemde bevestigingspunten worden
gebruikt. Het bevestigen aan het cabinedak is verboden en kan tot ernstige beschadigingen leiden.
•
De geldende veiligheidsvoorschriften voor het heffen van lasten moeten in elk geval worden opgevolgd.
•
Bij het heffen van de graafmachine moet deze met een borgkabel worden geborgd.
•
De kraangebruiker is voor het opvolgen van deze veiligheidsbepalingen verantwoordelijk.
Veiligheidsbepalingen bij het transport
•
De gebruikte laadperrons moeten een voldoende draagvermogen bezitten, om het gewicht van de graaf-
machine te kunnen opnemen. Zij moeten veilig op het transportvoertuig worden geplaatst en bevestigd.
•
Het laadvlak aan de achterzijde van het transportvoertuig met voldoende grote steunen ondersteunen.
•
De laadperrons moeten breder zijn dan de rupsband van de graafmachine en zijdelings zijn voorzien van
dwarsverbindingen.
•
Het transportvoertuig moet voor de last van de graafmachine zijn uitgevoerd.
•
Het linker en rechter laadperron zodanig plaatsen, dat de middenlijn van het transportvoertuig op de mid-
denlijn van de te laden graafmachine komt te liggen.
•
Het oprijden van de graafmachine op het transportvoertuig zonder oprit met gebruikmaking van de boom is
verboden.
23