BINNENVERLICHTING
Binnenlichten
Gebruik van de schakelaars 1, 2 of 3 acti-
veert het volgende:
– een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als één
van de portieren wordt geopend, De bin-
nenverlichting gaat alleen uit als de por-
tieren, waarop de verlichting reageert,
goed gesloten zijn;
– het onmiddellijk uitgaan.
3.22
(1/3)
1
2
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren zorgen voor het tijdelijk bran-
den van de binnenlichten en de lichten.
3
Leesspot
(afhankelijk van de auto)
Kantel de schakelaar 4.
4
1