HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN
Wegliggingscontrole
Wanneer het voertuig hiermee is uitge-
rust, zorgt de wegliggingscontrole ervoor
dat de auto gemakkelijker te besturen is
op een wegdek met minder grip (onvast
wegdek, . ..).
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
2.34
1
Werkingsstand "Weg"
Wanneer u de auto start, verschijnt het be-
richt "Automatische mode geactiveerd" op
het instrumentenpaneel.
Deze stand garandeert een optimaal gebruik
in normale rijomstandigheden (droog, voch-
tig, lichte sneeuw, ...).
De werkingsstand "Weg" maakt gebruik van
de functies van de tractiecontrole.
(4/5)
Modus voor "zachte ondergrond"
Druk op de schakelaar 1: het bericht "Zachte
grond geactiveerd" verschijnt op het instru-
mentenpaneel en het waarschuwingslampje
licht op.
Deze stand garandeert een optimaal ge-
bruik bij het rijden op een onvast wegdek
(modder, zand, dode bladeren, ...). In deze
stand houdt de bestuurder de volledige con-
trole over het toerental. Het systeem scha-
kelt automatisch over naar de modus "Weg"
bij een snelheid van ongeveer 50 km/u.
Banden
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen
gebeuren door even grote
banden van hetzelfde merk, met de-
zelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de
oorspronkelijk gemonteerde, ofwel
voldoen aan de door de merkdealer
gestelde eisen.