3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
C.Fn-8
U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Druk op <0>
wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen.
0: Normaal (uitgeschakeld)
1: Beeldkwaliteit
Druk op <0> om het instellingenscherm voor de opnamekwaliteit weer
te geven op het LCD-scherm.
Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk vervolgens op <0>.
2: Flitsbelichtingscompensatie
Wanneer u op <0> drukt, wordt het scherm voor de
flitsbelichtingscorrectie weergegeven. Stel de flitsbelichtingscorrectie in
en druk vervolgens op <0>.
3: LCD-monitor aan/uit
Heeft dezelfde functie als de knop <B>.
4: Menuweergave
Druk op <0> om het menuscherm weer te geven.
5: Scherptedieptecontrole
Het objectief verkleint tot het ingestelde diafragma en u kunt de
scherptediepte (het bereik van de acceptabele scherpstelling) in de
zoeker of in het Live view-beeld zien.
C.Fn-9
0: Interne flitser omhoog
1: ISO snelheid
Het scherm met ISO-snelheden wordt weergegeven. Druk op de
toets <U> of draai aan het instelwiel <6> om de ISO-snelheid
te wijzigen. U kunt ook in de zoeker kijken om de ISO-snelheid in te
stellen.
222
Wijs SET-knop toe
Flitsknopfunctie