De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen
De AF-modus selecteren
De beschikbare AF-modi zijn [Live-modus], [u Live-modus]
(met gezichtsherkenning, pag. 129) en [Quick-modus] (pag. 133).
Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, zet u de focusinstellingsknop op het
objectief op <MF>, vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 135).
Live-modus: d
De beeldsensor wordt gebruikt om scherp te stellen. Hoewel
automatisch scherpstellen tijdens weergave van het Live view-beeld
mogelijk is, duurt dat in deze modus langer dan in de Quick-modus.
Scherpstellen is in deze modus ook lastiger dan in de Quick-modus.
AF-punt
128
Selecteer de AF-modus.
Selecteer [AF-modus] op het tabblad [z].
Selecteer de gewenste AF-modus en
druk op <0>.
Wanneer het Live view-beeld wordt weergegeven,
drukt u op de knop <Q> om de AF-modus in het
scherm Snel instellen (pag. 126) te selecteren.
Geef het Live view-beeld weer.
1
Druk op de knop <A>.
Het Live view-beeld wordt op het
LCD-scherm weergegeven.
Het AF-punt < > wordt weergegeven.
Verplaats het AF-punt.
2
Druk op de knop <S> om het AF-punt te
verplaatsen naar de positie waarop u wilt
scherpstellen (het AF-punt kan niet naar de
randen van het beeld worden verplaatst).
Druk op<0> om het AF-punt weer naar
het midden te verplaatsen. (Druk op
<O> + <0> als C.Fn-8 is ingesteld.)